IJsland Dag 11 Akureyri – Saeberg (±421 km)

Vandaag eerst maar weer eens een stukje off-road. We staan vroeg op, omdat het zeker een hele lange dag wordt, mogelijk zelfs met een nachtje wildkamperen. We willen via weg F35 zo ver mogelijk het binnenland in. Dat wordt nog een hele tour, maar met een beetje geluk kunnen we door het midden van IJsland naar het Zuiden. Eerst weg 1, ongeveer 100 km, dan slaan we linksaf weg 732 op die bij een kruising met een smalle stalen brug over een diepe kloof over gaat in weg F35. Nergens zien we afsluitingen, dus gaan we door, ondanks de via internet verkregen info over afgesloten wegen. Iets moet toch open zijn om naar het zuiden door te komen. We passeren een gebied met een waterkrachtcentrale. We krijgen het ding niet te zien, want hij ligt grotendeels 200 meter onder de grond en is alleen ’s zomers geopend
voor publiek. Er is geen hond en de hekken zitten dicht. We rijden door naar de bronnen van Hveravellir. Om daar te komen ploegen we hier en daar door sneeuw en ijs. Voor ons uit lopen de erorme bandensporen van een IJslandse terreinauto, maar dat is dan ook de enige die hier langs is gekomen. Na een kilometer of 50 door niemandsland, zonder een huis, auto, mens of dier te zien, staan we naast een schuilhutje. Het oranje gebouwtje is open, maar verder helemaal leeg. Goede gelegenheid om even uit de wind te pauzeren en wat te eten.


We volgen de F35 over ongeveer 85 kilometer. Onderweg passeren we een bord dat aangeeft dat we 4×4 gebied binnen rijden. Al snel merken we dat aan de bodem, die steeds zachter wordt. En de scherpe stenen zijn een ramp voor normale autobanden zonder versterkt profiel of versterkte wang. Dan staan we bij een paar prachtige bronnen. Helemaal alleen in alle rust genieten we van de geiser. Hier en daar staan borden die waarschuwen voor water van 100 graden.

We picknicken hier weer een uurtje en rijden dan verder naar het zuiden. Na enige kilometers moeten we over een ijsplaat en zakken er door. Door wat tegen de ijsmassa te botsen met de lierbumper komen we er weer uit ook. Diep was ’t niet, maar wel zo schrikken dat we vergeten foto’s te maken. De volgende kilometers trekken we drie steeds diepere sporen door de modder, zo zacht is de weg. Banden en zelfs de differentieels laten een spoor achter in de zwarte weg. We besluiten om te keren. Dat gaat ook al behoorlijk moeizaam. We zitten midden in een modderveld. Alles kapot rijden, dat is ook niet de bedoeling. 85 kilometer terug. Op de plaats waar we door het ijs zakten botsen we met de voorbumper weer een weg door het water van de inzinking in de grond. We hebben een lier, maar nergens is een boom. Dan maar zo en het lukt.

Als we terug zijn bij weg 1 slaan we linksaf en rijden snel door op zoek naar een camping. Pas bij Saeberg zien we ’s avonds laat een woning waar ze ook overnachtingen aanbieden. We hoeven niet wild. Ze willen ons binnen in een kamer hebben, maar we besluiten om toch de tent op te zetten. Nog net voor het donker wordt staat de boel. Binnen koken we een potje en gaan een uurtje later al slapen. Het was met ruim 400 km inderdaad een lange dag.