Dag 20 Ohrid Macedonië – Barbullush Albanië (±291 km)

Het nachtje hotel is prima bevallen. Alleen een beetje warm binnen. Ondanks de snorrende airco missen we de koele nachten in de tent. Maar de serene rust, eens geen blaffende honden, was heerlijk. Het regent als we wakker worden, maar dat deert ons vandaag niet. Vlak voor we wegrijden is het weer droog en klaart de lucht al wat op. Het hotel bleek redelijk gevuld met (bussen vol) bejaarden en een aantal vroom (dominee en gevolg?) uitziende Nederlanders. We vallen ietwat uit de toon in onze stoffige outfits met korte broek aan een ontbijttafel vol fotoapparatuur en pruttelende computer. Nog snel even een backup maken van alle foto’s. Ruim 1.700 zijn het er al. 

Al om half negen rijden we weg. Zwaar Engels ontbijt achter de kiezen. Eerst maar eens naar het fort boven Ohrid. We rijden eerst in tegengestelde richting de berg op om te proberen er een redelijk plaatje van te schieten. In de stad heb je stad op de voorgrond, oftewel geen zicht op het ford. Het slecht weer maakt gebruik van de telelens lastig. Zelfs op statief blijft de boel wazig. In het dorp zelf geven we de zoektocht naar het goede spoor al snel op. Overal stuiten we op slagbomen en krappe parkeerplaatsen. Het is hier erg toeristisch, dat is duidelijk. Het blijft dus weer bij genieten van een afstandje. Als we gepensioneerd zijn gaan we nog wel eens langs.

De grens is daarna snel bereikt en we komen er weer zonder problemen overheen. In Macedonië zijn ze relaxed. Wel weer wat mannen voor de website geronseld. De Albanese douanebeambten noteerden ‘m allemaal. “Nee, geen foto’s.” Even voorbij Struga trekken we de grens over naar Albanië.

Na de grensovergang op hoogte loopt de weg alleen nog maar naar beneden. Het lijkt alsof je boven in de alpen rijdt, maar we zijn in no time weer op zeeniveau. Heel raar, dat de ‘bergen’ zo laag zijn, maar wel als echte bergen tonen. En wij rijden in het dal op maar drie meter hoogte (gps). Op weg naar binnen zien we hele rijen aaneengesloten geschutkoepels langs de weg in de bergen ingegraven staan. Een overblijfsel uit eerdere geschillen. Zou leuk zijn als de Albanezen deze ‘paddestoelen’ allemaal rood met witte stippen maken. Hebben ze er meteen een unieke trekpleister bij, want we komen die dingen overal tegen. Zelfs op smalle landweggetjes waar je geen verdedigingswerken verwacht. En soms liggen ze gewoon naast de weg, omdat ze uit de bergwand zijn geërodeerd. Direct na de grens staan op tientallen plaatsen mannen met waterslangen in de lucht te spuiten. Een apart gezicht en ze wenken ons steeds. Blijken autowassers te zijn, die vooral onze JEEP op het oog hebben. Waarom? Geen idee…..

We volgen de borden naar een ‘ancient bridge’ en komen op een weggetje waar een gewone personenauto op zou vastlopen, zo diep zijn de sporen. Uiteindelijk, passeren kan er niet, rijden we een brug op waar gaten in zijn gerot. De hele hangbrug is verroest en het lijkt een kwestie van tijd voor hij in de rivier valt. Ans wil uitstappen, maar ik weet haar te overtuigen te blijven zitten. We halen de overkant, natuurlijk, en terug, dat mag ook duidelijk zijn. De rest van de dag rijden we langs honderden eettentjes in alle vormen en maten, autowasserettes en vooral veel autosloperijen en afvalhopen. Albanië is de grootste vuildump van het Europa. Ook in Durres, waar we zigzag door de stad rondrijden, zijn zijstraten en hoofdwegen allemaal vervuild, vol grote gaten, ze liggen vol troep, overal autowrakken en wrakke vuilcontainers die nooit meer geleegd kunnen worden en is er vooral overal stof. Ook ontbreken op het stukje dat wij rijden zeker tien grote riooldeksels midden in de rijbaan. Als je daar in rijdt is je auto echt totall-loss. De putten zijn zo groot dat zelfs onze wielen er in passen. 

OK, arm zijn is geen probleem, maar dan hoef je er nog geen vuilnisbelt van te maken. Je schijt nou eenmaal niet in je eigen voortuin. Zonder de rommel is Albanië vast een mooi land. Helaas kom je het overal tegen. Overal wordt gedumpt, beken drijven vol afval (we zien zelfs iemand een kruiwagen vol afval omkiepen in een beek voor z’n eigen deur). En dan hebben we het nog niet over het verkeer. Op een stukje nieuwe vierbaansweg konden we meerdere spookrijders fotograferen. Ze negeren de borden die ze naar de juiste richting wijzen opzettelijk om linksaf nog wegen in te kunnen rijden. Dat we er zonder een aanrijding doorheen zijn gekomen mag een wonder lijken, maar dat is het niet. De vierbaansweg met in het midden vangrails is hier eigenlijk gewoon opgesplitst in twee tweebaanswegen met vangrails er tussenin. .

Albanië is wat ons betreft geen aanrader. We zoeken nog even naar de ruïnes van een burcht die we boven een stad uit zien torenen, maar lopen in het centrum van dat stadje weer vast in het verkeer. De uitlaatgassen, het stof en getoeter zijn ons al snel te veel. We overnachten op camping Albanië, er komt geen andere boven drijven via Google. Bij aankomst krijgen we een foldertje met de prijzen van een Nederlands sprekend meisje. Een eigenaar meldt zich niet, we zetten de tent op het hobbelveld achter de gebouwen. ‘s Avonds eten we op het sfeervol ogende terras van de camping. Braadworst met patat blijkt één taaie knakworst met patat. De prijs van 5 euro durven ze daar in Nederland niet eens voor te rekenen.  De Griekse salade kon er mee door, alleen de volgende keer dan maar met bruine olijven met pit of groene zonder maken. Overigens staat de camping behoorlijk vol en komen zelfs om half negen nog nieuwe gasten aan. De meiden van deze tent zijn van goede wil, maar het is het allemaal net niet.

Als grote Nederlandse bedrijven zoals Sigma en Heineken helpen goede wegen aan te leggen, dan is dat prachtig. Dat verdienen ze hier. Maar mogen die reclameborden dan wel iets kleiner? Op vele cruciale punten voor mooie foto’s staan ze. Mega groot!