Dag 21 Barbullush Albanië – Sveti Stefan Montenegro (±159 km)

Al om 5 uur zijn we voor de eerste keer wakker. Er gaat een schot af, waarop alle dieren in de omgeving geluid beginnen te maken. We denken dat er een dier is gedood voor de slacht, en dat daarop de ezel begon te balken, met als gevolg dat de hele veestapel dacht dat het ochtend was. Kippen, kuukelende hanen, loeiende koeien; alles liet zich horen. En dat na een nacht van constant blaffende honden, het was weer geweldig. Auto’s hebben we gelukkig niet gehoord.

Tegen half zeven valt er een beetje regen. Zo weinig dat de tent vijf minuten later niet eens nat is. Alleen de Belg naast ons wordt er een beetje zenuwachtig van. Hij stapt gelijk uit z’n ‘zwerfauto’, zijn camper, en begint tegen zijn buurman, ook een Schanulleke, te roepen dat hij naar het plaveisel wil verhuizen. Zo gezegd, zo gedaan. De ouwe gek start z’n camper al voor zevenen en verplaatst ‘m ongeveer 50 meter naar een plek met grind. Wij zitten vlak na 7 uur dus al aan de koffie. Nog een leuk gesprek met twee Wereldfietsers die van Athene naar de Noordkaap fietsen. Geinig hoe gemakkelijk ze voor zo’n supertocht hun tent kiezen aan de hand van een advies op internet. Gewoon eentje van onder de honderd euro bij Declaton. Perfect voor hun gebruik. Ze zetten ‘m neer met aluminium spelden waarvan ik altijd zeg, gelijk weggooien die krengen. Daar blijft geen tentje mee staan. Ook nog aan een Griekse fotograaf alle ins en outs van het bouwen van een aanhanger uitgelegd. Hij was geïnteresseerd om een aanhanger van ‘ons’ merk achter z’n 4×4 buscamper te hangen.

Rond half tien rijden we toch nog van de camping af. De wegen naar het westen worden al snel weer slechter. In Roemenië en Bulgarije viel ons al op dat in elk dorp een soort gilde van verkopers langs de weg zit. Allemaal met het zelfde. Brood of schoorsteenbrood, allemaal aardbeien, iedereen manden, overal groente en fruit of zo. Hier in Albanië zitten vlak na de grens de autowassers, maar die vind je haast overal langs de weg, én overal autosloperijen. Vlak voor Shkodër kunnen we daaraan een dorp visverkopers toevoegen. Langs de weg zitten ze met van stromend water voorziene aquaria waarin enorme karpers en/of forel levend worden bewaard. We laten ze toch liggen, hoe lekker ze er ook uit zien.

In Shkodër is het mega druk. Het is in z’n soort een moderne stad met hier en daar ook modern geklede mensen. Wel de gebruikelijke drukte door kleine winkels, enorme parkeerdruk en filerijden. En geen aanwijzing te vinden, maar gelukkig zitten we tegen de tijd dat we de navi inschakelen om de uitgang te vinden weer op een hoofdroute. Hij herkent de weg en brengt ons netjes de stad uit, en toevallig in de goede richting. Net buiten de stad stoppen we bij een keurig restaurant/cafe voor een kop koffie en ontbijt. Twee grote koffie, een salade van tomaat en komkommer, en twee soorten kaas met toast zijn snel verorberd. De twee obers zijn beiden in Engeland geweest om te werken en spreken vloeiend Engels met een zwaar Engels accent ook nog. We spreken af dat wij binnen tien jaar nog een keer langs komen en dat zij daar dan nog werken. Oh ja, kosten van het geheel, vier euro.

We zijn alweer vlak bij de grens. Ik maak nog een landschapfoto van de weg, op een hoogte van 79 meter. Echt, het is of je in de Alpen op 2.200 meter hoogte bent. Heel raar. Vlak na Bazie gaan we de grens over naar Drume in Montenegro. Bij de grens verloopt alles weer soepel. Na aanschaf van een milieusticker (€10) en een kijkje in de aanhanger – door de douane – kunnen we al snel verder naar Drume, net over de grens in Montenegro. We zetten koers naar Nationaal Park Skadorsko JEZERO. Eigenlijk is dat park niet meer dan een meer met ondiepe moerassige overs, met er omheen een klein stukje grond. Via zeer slechte weggetjes, en smal ook nog, verloopt de tocht ook voornamelijk rond het meer. Het is een zoetwater moeras met een enorme oppervlakte. Aan de randen is het moeras bedekt door velden vol waterlelies. We zien de witte knoppen boven water, maar door het donkere regenachtige weer zitten ze allemaal dicht. Wat een weelde zal dat zijn als de zon doorbreekt. Als we op een stil plekje de motor uit zetten horen we kikkers zo hard kwaken dat ze minstens een meter groot zouden moeten zijn. We passeren later nog wel een bord met info over die kikkers, maar kunnen daar niet stoppen. Weer een toeristische blunder (EU) om zo’n bord in een haarspeldbocht zonder vangrail te zetten. Er voor en er na in geen kilometers een parkeerplaats te vinden. En wandelbenen hebben we al sinds een week niet meer.

Opvallend is ook het blauwe water dat door beekjes stroomt. Ik fotografeer het in een miniatuurkloof. In de andere landen was het water vervuild of vol modderstromen van de wateroverlast en overstromingen en de daardoor veroorzaakte erosie. Nu valt ons ook op dat er geen rotzooi langs de wegen ligt. We kijken nog even naar de ruïne van Lesandro en ik maak een fotootje. Hé, ook geen rotzooi, of stroomkabels in de weg. 

Dan volgen we de E65 een heel eind, van Podgorica naar Petrovac, want er is geen alternatief. Dat levert ons prachtige vergezichten op.
We hebben geen flauw idee of er aan de kust ook campings zijn. Het hele land bestaat uit louter bergen en loopt ineens steil naar de kust af. 
Maar daar ontrolt zich een prachtige kustlijn met wonderschone baaitjes tegen steile hellingen en kliffen.

Hier en daar ligt een eilandje of steekt een rotspiek uit zee omhoog. Al na een paar kilometer is het raak en zien we in Sveti Stefan een bord Autocamp, zoals veel campings in deze streken worden genoemd.
We slaan bij Crvera Glavica af en dalen langs de helling af naar een wonderschone boomgaard vol oeroude olijfbomen. Het is daadwerkelijk een camping. Gerund door boeren die je qua lichaamsodeur van verre hoort aankomen. Poepen boven een gat in de grond, alleen koud water en buiten douchen onder een koude douche. Een prachtige plek met hier en daar zicht op zee. We zien tussen de bomen nog net een dorpje op een eiland in zee liggen.  

Die avond rijdt ook nog een dikke Magirus de camping op en haalt terloops heel wat forse takken van de oude bomen omlaag. Het ding heeft een enorme alkoofopbouw en blijkt van een Nieuwzeelander die ‘m in Schotland heeft gekocht. Hij maakt met z’n gezin een wereldreis. We hebben een erg leuk gesprek en wisselen websites uit. Ik leg ‘m nog uit dat hij echt niet op campings hoeft te komen. Ze doen dat omdat ze van een algeheel verbod op wildkamperen hebben gehoord voor heel Europa. OK, wildkamperen mag dan niet, maar slapen in de auto mag wel overal. Dus als je er geen uitstalling van maakt met luifels en terrastafels, dan is er meestal niets aan de hand.

We eten macaroni, drinken een neut en gaan naar bed.