IJsland Dag 1 Nederland – Hanstholm Denemarken (±970 km)

De No Limits JEEP heeft de hele nacht volledig ingepakt in onze werkplaats doorgebracht. Toch makkelijk zo’n ruimte onder je huis. Al vroeg staan we op en vertrekken sneller dan ooit. Koffie zetten en weg, daar komt het op neer. We willen vandaag in een kaar naar Hanstholm Denemarken. In de auto een eerste bakkie uit de thermos. Lekker hoor….. We zijn weer eens op pad en dat voelt goed. De eerste twee dagen nog even proberen te vergroeien met de stoelen in de auto. Het hobbelen is iets dat we steeds weer in de ledematen moeten krijgen. Onze vaste eerste stop is net voorbij Groningen op een met een dijk beschutte parkeerplaats langs de A7. Tijdens reizen naar het Noorden komen we hier altijd weer terecht. In ‘the middle of no where’, vlakbij De Blauwe Stad. We drinken meer koffie en eten een boterhammetje. De vakantie is begonnen, maar we moeten nog wel een eindje.
Dan door want we willen vandaag nog de vertrekplaats Hanstholm Denemarken bereiken. De reis door Duitsland verliep nog nooit zo soepel, dus al vrij vroeg rijden we door midden Denemarken en besluiten een stuk eerder van de snelweg af te gaan. Even lekker binnendoor, door kleine dorpjes langs de kust en een stukje over het strand. We komen halverwege de avond aan op camping Hanstholm. Het blijkt een camping vol hengelaars zeevissers te zijn. De hele nacht rijden ze af en aan over het grove grindpad vlak langs onze tent. Hadden we dat gisteravond maar ontdekt, want rustiger gelegen plekken zijn er ook.

IJsland Dag 2 Hanstholm Denemarken (±38 km)

Vannacht is het flink gaan regenen in Hanstholm Denemarken. En de wind staat behoorlijk straf. Gelukkig gaat de boot pas morgen, hopelijk valt het dan mee. ‘t Zou ook jammer zijn als de tent meteen drie dagen zeiknat achterin de auto ligt in het ruim van het schip. We maken dus alvast plannen om de Karsten mee te nemen naar de hut, om ‘m later aan dek te kunnen drogen. Morgen in een andere volgorde inpakken dus.

Na het ontbijt doorkruisen we de omgeving wat en komen zo terecht bij het Bunkermuseum in Hanstholm Denemarken. Tijdens WO2 lagen hier de grootste fortificaties van Europa, met negen kilometer aaneengesloten bunkercomplex.  3000 man waren er ondergebracht. Een mooi stuk is bewaard gebleven en toegankelijk voor publiek. De moeite waard. We lopen er een paar uur rond. Later verkennen we in de haven de gang van zaken bij het inschepen en checken de aanlegplaats van de boot. Dan nog even tanken en de rest van de dag brengen we luierend in de tent door. Hapje, drankje, borreltje et cetera. Een gewone vakantiedag dus.

Ijsland Dag 3 Hanstholm Denemarken – Bergen Noorwegen (overtocht)

Passagiers van de boot naar IJsland moeten lopend aan boord. Alleen de bestuurder mag de auto binnen rijden. Een deel van de bagage en kleding voor de drie dagen aan boord hebben we dus apart ingepakt, zodat Ans dat lopen mee kan nemen. De rest neem ik dan vanuit het ruim onder m’n arm.

Het is droog en voor we helemaal ingepakt zijn heeft de harde wind de tent ook al lekker opgedroogd. Geen gedoe dus, kan die mooi in de auto blijven. We verstoppen de biervoorraad onder de tent en stapelen de tassen voor de boot er bovenop. Even de camping betalen, blijkt belachelijk duur, en we zijn weg. Bij de haven zijn we natuurlijk toch weer uren te vroeg. We eten een hapje in een visrestaurantje met uitzicht op de boot. Die ligt er trouwens al en de eerste auto’s staan zelfs al in de rij. Geen enkele 4×4 er bij. Dan nemen we stelling in op een hoog boven de haven gelegen parkeerplaats, waar we het inschepen afwachten. Het is een komen en gaan van reizigers, want je kunt je auto er mooi fotograferen met op de achtergrond de veerboot.  Een uurtje later begint het inschepen en gaan we ook in de rij staan. Alles verloopt vlot. Ans loopt aan boord met alle bagage op haar rug en ik rijd de JEEP het ruim in. Verschil moet er zijn. In de boot worden we prima verwezen, dus de hut is tussen alle gangen en kamertjes snel gevonden. Lekker luxe, samen in een vierpersoons hut met raam,  TV en redelijke badkamer met eigen gerief.

Om 14.00 uur vertrekken we richting Bergen Noorwegen. Meteen buiten de haven begint de boot lekker te schommelen. We zitten met uitzicht op zee aan dek, aan de luwe kant. Aan de andere kant maken we een fotootje in de wind. Die loeit over het dek. Ter voorbereiding op slecht weer en golven zijn er al wat pilletjes van Primatour naar binnen gerold, waardoor we in een extra vreugdevolle stemming zijn. We eten alweer, nu in het buffetrestaurant voor 23 euro per persoon. Flesje wijn van 18 euri er bij en volledig afgeladen betrekken we de hut. Moe. Slapen.

 

IJsland Dag 4 Bergen Noorwegen – Lerwick Shetland-eilanden – Torshavn Faeroer-eilanden (overtocht)

De boot gaat de hele nacht lekker tekeer. Gelukkig zijn we bijna bewusteloos, dus we merken er niets van. Ik slaap als een blok, Ans is zoals gewoonlijk steeds wakker. Om 5 uur wordt opgeroepen dat we bij Bergen in Noorwegen zijn. De boot legt hier een uurtje aan. Nog vol pilletjes kunnen we het niet opbrengen om uit bed te komen en bekijken de reis door de haven door het raam. Goeie keuze, zo’n buitenhut met een raam. Het is donker, maar het ziet er toch sfeervol uit, oude gebouwen en zo. We tukken nog een tijdje en dan is het tijd voor ontbijt. Eerst koffie gescoord en daarna voor een euro of acht per person het buffetontbijt gegeten. We zien dat veel IJslanders hun eigen voedsel mee hebben gebracht. Elke grotere hut heeft een koelkast, dus daarin bewaren ze hele picknickmanden vol. Dat scheelt een slok op een borrel in de kosten. Wij ontdekken dat je ook in de Tax-Free winkel kunt shoppen. Bijvoorbeeld bier, zodat niet elk biertje peperduur wordt betaald in een van de bars. Gewoon buiten de pub de glazen vullen uit een blik en weer terug. Klinkt cheap, maar ze doen het massaal. Chips, chocolade en koekjes zijn ook in trek. Ik gooi een eenzame, net in m’n broekzak ontdekte Deense Kroon in een gokautomaat en laat het ding spinnen. Meteen gaat alles aan de kast tekeer en we winnen een flink bedrag. Even wisselen bij een wisselautomaat en dan blijkt dat het kassie eventjes 180 euro heeft uitgekeerd. Hoera!! En dat voor een kroon. Je zou bijna verslaaft raken aan die eenarmige bandiet. We pakken de winst en laten de kasten verder met rust. Deze reis kost ons nu niets meer dus we eten alles in het buffetrestaurant, flesje wijn er bij; en natuurlijk een tapbiertje, gewoon in de bar. Om 16.00 uur leggen we aan in Lerwick op de Shetland-eilanden. We prikken een Rob of is het een Zeehond op de gevoelige plaat en zijn vervolgens ook eigenlijk alweer weg. Lekker dat de boot even stil lag. Onderweg zagen we af en toe alleen de hemel door de ramen en af en toe ook alleen maar golven. We vragen ons dan ook af of de boot wel gestabiliseerd is. Hoe goed? Dat blijkt op de terugweg pas.

Een half uur na aankomt vertrekken we alweer, varen om het eiland om de steven op Torshavn te richten. Op naar de Faeroer-eilanden. We eten, drinken en gaan pitten.

IJsland Dag 5 Torshavn Faeroer-eilanden – Seydisfjordur (overtocht)

Vanmorgen zijn we aangekomen in de haven van Torshavn. Omstreeks zes uur al, dus ook dit hebben we door het raam zien gebeuren. We blijven hier de hele dag liggen; de boot ook natuurlijk. Enkele uren later gaan wij van boord en strekken de benen in het pittoreske havenstadje. Als je het bij vertrek uit Denemarken aangeeft, komt je auto zo te staan dat je hier van boord kunt. Het ziet er in het oude stadje sfeervol uit, maar na twee straten lopen we alweer in het ‘gewone’ rommelige havendecor. Hier en daar bevindt zich een mooi uitzichtpunt, maar voor mooie plaatjes van het eiland zal je verder het plaatsje uit moeten. De eilandengroep bestaat uit prachtige groene mosbergen die steil uit zee oprijzen. Jammer dat de Jeep niet van boord kan. Het waait hard en op een van de winderigste punten fotograferen we een ‘kapot gewaaid’ schaap dat het ook zat is en achter een rotsje staat te schuilen. Er ligt een restant van een oud fort met naar zee gerichte kanonnen. Ook dat bouwwerk onderzoeken we op ons gemak. Veel te vroeg zijn we weer aan boord, met als gevolg hapje, drankje, biertje. Omstreeks 17.00 uur varen we het zeegat weer uit; op naar Seydisfjordur IJsland.

Het klikt in de bar met een Engelse Enduro-motor fanaat, tijdens een biertje (pint) en nog een en nog een briertjchje (pint), bespreken we of het ‘het zeegat uit’ of ‘het zeegat in’ is, maar komen er niet meer uit. Wel blijkt dat je ook via Engeland, Schotland, wat veerboten en via de Faeroer-eilanden naar IJsland kunt. Hij is hier pas aan boord gekomen. Ideetje? Volgende keer eens bekijken. (deze mogelijkheid is opgeheven.) Morgen wacht IJsland. We duiken er op tijd in, want het eiland komt al vroeg in zicht. Dan wil ik aan dek staan voor de foto’s. Hopelijk is het dan al licht.

IJsland Dag 6 Seydisfjordur – Egilstadir (±32 km)

Al vroeg zijn we op om aan dek te zien of we het eiland zien liggen. Net op tijd, want in alle bijzondere pracht ligt het al voor de boeg, een witte sneeuwkap er op en al. En dat tegen een blauw dek en blauwe zee. Oh, wat mooi. Gelukkig hebben we alle winterkleding die we mee aan boord hebben al aan. Er zijn maar twee anderen aan dek, waaronder onze motorrijder. Vol in de wind, thermo-ondergoed, truien, fleecejacks en mutsen en handschoenen hebben we echt nodig. Maar de foto heb ik. We merken dat de nieuwe fleecemutsen niet winddicht zijn. We krijgen een ijskoude kop. Daar moeten we nog even wat aan doen. Nieuwe kopen als de kans zich voordoet. De kale rots lijkt behoorlijk winderig en koud met alle sneeuw op de toppen.

Via een fjord bereiken we Seydisfjordur, een havenplaatsje met een stuk of vijftig gebouwtjes. Als we van boord rijden trekt de JEEP gelijk de aandacht van de douane. Wij rijden op benzine dus hoeven geen belastingformulier in te vullen voor dieselbrandstof. Geen extra kosten dus. Wel moet de registratiesticker op de ruit, waarmee je auto herkenbaar wordt voor de autoriteiten. Dan kun je ‘m tenminste niet achterlaten en stilletjes vertrekken. De douane vraagt naar onze import en ik geef toe dat we zes blikjes Heineken te veel bij ons hebben. We moeten gelijk uit de rij wachtende, naar een loods van de douane. Iedereen kijkt ons na met een blik van; zie je wel! Aansluiten in de volgende rij. Formulieren invullen en eenmaal binnen moeten we alles uitpakken. De zes illegale blikjes van de in totaal 48, komen tevoorschijn. Meer formulieren en dan naar een belastingloket. Als de dame daar vraag wat Heineken bij ons per blik kost zeg ik zestig eurocent. Daarover berekent ze vervolgens belasting en omgerekend moet ik twee euro dertig belasting bijbetalen. Het bier krijg ik zelfs weer mee. Goed dat we het hebben aangegeven en dat het niet is ontdekt. Dat is, zeggen ze, veel duurder. We pinnen bij een geldautomaat tegenover de kade met de boot. Eigenlijk niet nodig, want je kunt hier overal met creditcard betalen, zelfs een kop koffie, en ook contant geld ontvangen – creditcard – bij veel winkels. Nog een paar inkopen bij de supermarkt, we kunnen weer eten.  Dan vertrekken we naar camping Egilsstadir in Egilsstadir.

De weg naar Egilstadir loopt over een bergpas, of waren het er nou meer. In elk geval via een lekker slingerende bergweg. Milde hellingen, rotsen, grijs gesteente en weinig vegetatie. Het landschap is op zichzelf door de kaalheid al bijzonder. En de vreemd gevormde bergen links en rechts doen buitenaards aan. Zo kom je ze in de Alpen niet tegen. De Jeep snort lekker tussen de rotsen. Een zware brom vermogen borrelt uit de Borla uitlaat. Daar hebben we ‘m voor. Verlaten en uitgestorven ziet de route er niet uit, meer rustig, goed onderhouden en in ontwikkeling.

De camping is snel gevonden. Naast het tankstation, even verderop de supermarkt, een restaurant in de buurt en zelfs een Staatsdrankwinkel om de hoek. We kunnen de tent beschut opzetten op een plek waar nog nooit – we haten tentkampeerplekken met ribbels van autobanden – een auto of camper is geweest, achter een balkje. Dat is de manier om een camping in te richten. De rest van dag brengen we rustig door met het in de juiste volgorde inpakken van de bagage. In het avondzonnetje drinken we op ons gemak een lekker bakkie eigen koffie en bellen het thuisfront dat we d’r zijn. Als de zon weg is, zakt de temperatuur in rap tempo tot 5 onder nul en gaan we naar bed. De wind snijdt door alles heen, maar we slapen heerlijk op de vaste wal.

Ijsland Dag 7 Egilsstadir – Asbyrgi (±345 km)

We zijn lekker vroeg wakker. Tijd om te gaan reizen, op naar Asbyrgi. Waar iedereen naar het zuiden vertrekt, gaan wij via de noord. Dus de vlakbij gelegen hoofdweg 1 op om die 24 km verder alweer te verlaten in de richting van Vopnafjordur; weg 917 langs de kust. We willen naar een noordkaap van IJsland,  waar door een golfstroom veel drifthout uit Scandinavië heen spoelt. We hebben er foto’s van gezien op internet. Binnen 20 minuten ligt alles op z’n plek en is de tent ingepakt. Eigenlijk hadden we de wc niet mee hoeven nemen, want de toiletten zijn hier in elk geval in orde. Maar ja, we hebben er plek voor, dus waarom niet.

Meteen als we de 1 verlaten zitten we op een typische onverharde kleiweg van IJsland. Een verkeersbord waarschuwt voor de overgang tussen asfalt en gravel, want dat gaat met een sprongetje. Een onderlaag van scherp lavasteen, afgedekt met een kleilaag. Het is droog stoffig en bij nat weer laat je er een beetje sporen in na. Maar rijden als een verharde weg, op de hobbels na. We volgende de gletsjerrivieren van Jokulsa a Bru en Lagarfljot naar de hoogste pas van IJsland, over de Hellisheidi bergrug. Je kunt hele stukken door het vlakke stroomgebied rijden over paadjes die bijna niet zijn te zien. Na 71 km bereiken we de pas. Er vlak voor genieten we nog even van de delta en eten een broodje. 

Dan omhoog naar de sneeuw. De weg is prima, omhoog lijkt het wel geasfalteerd. Het steilste deel is nauwelijks geschikt voor caravans, of er moet een sterke trekauto met 4×4 voor staan. Na de pas vinden we ons eerste watervalletje. We hebben er nog heel wat op het programma staan, want de kaart staat er vol mee. Dit is een kleintje om te beginnen, maar wel spektakel door de basaltformaties. In Vopnafjordur gaan we weg 85 op, verder noord. Schiereiland Langanes is het doel. Daar aangekomen gaat de weg over in een paadje langs de kust. Bijna over het strand. We passeren een VW camperbusje met het dak omhoog, maar gaan verder waar het onbegaanbaar lijkt. Dan duiken de eerste boomstammen op op de kust. De weg loopt door tot een vuurtoren op de punt, bij Fontur, en wordt gaandeweg steeds slechter. Hele stukken ontbreken of lijken weggeslagen door de zee. De omgeving ligt vol stalen bollen afkomstig van sleepnetten van visserschepen. Echt honderden zien we er.

Terug en foto’s maken bij de aangespoelde stammen. De camping hebben we niet gezien, maar we gaan door naar de camping in Raufarhofn. Dat blijkt een grasveldje in het centrum van het dorp. Er is een muurtje waar we de tent achter kunnen zetten, maar het geheel lijkt ons niets. Er is ook niets. We besluiten verder te rijden via de kustweg. Ter hoogte van Melrakkasletta rijden we via dijkjes en zeeweggetjes bijna door zee. Het is een vogelreservaat met veel water links en rechts van de weg. Prachtige vergezichten. Op de kruising van de 85 met de 864 worden we aangesproken door een Duitse vrouw die alleen op pad is. Ze weet een camping op nog geen paar kilometer, waar ze haar tent heeft staan. Verwarmd sanitair en prima voorzieningen. We besluiten daar ook te blijven. Later blijkt dat ze ons uitnodigde omdat zij en een ‘vreemde snuiter’ in een 4×4 met daktent, de enige gasten waren. Bijzondere man, bijna een zwerver, waarbij zij zich niet op haar gemak voelde.

De camping maakt deel uit van een natuurgebied genaamd Jokulsargljufur. Er is een bezoekerscentrum dat zelfs al open is, en vlakbij een restaurant/winkel. We gaan op de bijna lege camping staan. De avond brengen we door in het verwarmde sanitairgebouw. Dat mannetje zien we nog even in z’n blote toges over de camping schuiven. Biertje, borreltje en gezellig keuvelen met de buurvrouw.

IJsland Dag 8 Asbyrgi – Reykjahlid (±120 km)

Als we wakker worden is de tent wit. Het heeft gesneeuwd. Als we willen betalen bij het bezoekerscentrum, hoeft dat niet. De camping is officieel nog niet open, dus ook niet betalen. Das lekker goedkoop. We rijden eerst even het nationale park in, vlak langs een enorme basaltformatie die driehoek van vorm lijkt te zijn. Als je er voorbij rijdt, blijkt het een kilometers lange basaltwand te zijn. De rots zou een hoefafdruk van het achtbenige paard van de Vikinggod Odin. Ik maak een foto, maar daarop zie je niets van de grootte. We verlaten de toegangsweg en slaan linksaf. Dan weer de eerste weg links, een modderweggetje in, de F862, die alleen geschikt is voor Jeeps en 4×4.

Kijk hier naast eens wat dat ver doorloopt. En dit is maar een stukje van de ruim 80 kilomter lange route. We volgen de weg ongeveer 25 kilometer, tot hij uiteindelijk is afgesloten met borden. Vlak voor dat punt ligt nog wel een verlaten en nog gesloten camping. We rijden er op en kijken even rond. We onthouden ‘m tot we nog een keer in de
buurt zijn. De camping ligt op de rand van de IJslandse Grand Canion. Veel mooier dan tussen de heggetjes op de camping van afgelopen nacht. Een aanrader. 
Wij moeten terug en slaan rechtsaf om naar de 864 te gaan. Aan deze route liggen een paar van de bekendste watervallen van IJsland. We bekijken ze alle drie. De eerste indrukwekkend door de rode kleur. Die zien we vanuit de auto alleen een beetje liggen door de sneeuwjacht en de tweede. Wauw.

Dettifoss! Daar klauteren we een hele tijd over de basaltformaties om er dichterbij te komen. Wat een groot ding, wat een water, wat een geweld. We maken foto’s en lopen via een smal aangegeven pad over
de rand naar de derde, Selfoss. Dan terug naar de auto. Er zijn hier andere toeristen, met huurauto’s of touringcar. We volgende weg verder naar de hoofdweg. We rammelen bijna uit de Jeep door het enorme wasbordeffect in het weggetje. Pas als we boven de 50 komen gaat het over in trillen. De ribbels zijn zo groot als de wielen van de Jeep. Je zal er maar met een camper over moeten.

Bij weg 1 slaan we rechtsaf richting Myvatn. We gaan wat omhoog en rijden over een soort dijk door een zwart landschap, tot er een kleine sneeuwstorm losbast. In no time is alles wit en is de weg spekglad. Met de vierwielaandrijving ingeschakeld rijden we voorzichtig over de dijk. Dan zien we ineens een weer sneeuwvrij langschap in alle kleuren van de regenboog. Het is butweer, dus we rijden door naar het meer,
beneden aan de weg en kiezen daar de eerste de beste camping. Er staat zowaar een caravan van Nederlanders, een Hobby, en een tentje van een paar Fransen. Camping Hlid Ferdapjonusta is klein, maar volledig in bedrijf. Snel de tent opgezet en uitrusten. We besluiten om twee dagen te blijven. Douchen is hier heerlijk, maar stinkt enorm naar stikbommen. De zwavel in het natuurlijk opgewarmde water reageert met zuurstof als het uit de douchekop komt. Sinds m’n schooltijd (wie heeft tijdens de lessen scheikunde geen stinkbommen gemaakt van zwavel, ijzeroxide en zwavelzuur? Was dat ‘t?) niet meer geroken. Maar eenmaal droog is de meur weg. Thee zetten kan gewoon zonder bijsmaak, dus koken en zo ook.

IJsland Dag 9 Myvatn en omgeving (±80 km)

Het heeft flink gevroren. Alles is vanmorgen wit, maar een uurtje later is de sneeuw weg. Toch is het berekoud en nat en er staat nog steeds een stevige bries. Dat is overigens elke dag zo. We vertrekken naar de warme bronnen en de modderputten bij Krafla. Eerst maar eens bij het zwembad Jarbadsholar kijken en een lekkere duik in het warme water. Je kunt kiezen voor een bron van 37, 39 graden en heter. Het
hete water borrelt kokend uit de bron. In een flink deel mag je dan ook niet komen. Er staan bordjes met waarschuwingen. Daarna kijken we bij de stinkende modder/zwavelbronnen van Hverir. De borrelende modder meurt weer enorm naar rotte eieren, maar we wennen er langzamerhand al aan. Negeren is het beste en je moet er zeker niet aan ruiken. Een van de bronnen spuit fluitend stoom af. Ans verdwijnt in de stoomwolken. Ademen kun je er haast niet in. De wind giert en het is koud, dus we gaan al snel door naar de warmtekrachtcentrale van Krafla, aan de overkant van de weg.

We passeren de futuristische gebouwen en worden dan gewenkt door mensen bij een Toyota Landcruiser. Het zijn Amerikanen die hun huur-Cruiser vast hebben gereden in de diepe sneeuw. We trekken ze los en nemen afscheid. Zij durven niet verder mee, jammer, want met twee auto’s kun je altijd meer. Na de krachtcentrale rijden we omhoog naar een enorme krater. Fotograferen lukt niet in de sneeuw, dan zie je er niets meer van. Later blijkt dat het een zogenaamde Caldera te zijn, een soort luchtbel in een lavaveld die later is ingezakt. Ziet er uit als een krater, maar is dus feitelijk een verzakking in de bodem.

We kopen wat te eten bij een supermarkt in het dorp. Daar liggen stellingen vol met mugwerend materiaal klaar. Gelukkig zijn er nu bijna geen muggen, maar aan de hoeden, neten, gezichtsbescherming en smeermiddeltjes die ze hier op voorraad hebben kun je zien dat de naam Myvatn niet voor niets is gekozen. Het altijd warme meer is een kweekbak voor muggen. In juni is alles hier zwart van het vliegende tuig.

Na een rondje tuffen om het meer bezoeken we Storagja, een barst in de bodem. Ook daar is de aardkorst flink verzakt door vulkanische activiteit. Je kunt er baden onder de ingestorte steenplaten. Het water is op sommige plaatsen zo heet dat je gewoon een bekertje water kunt scheppen voor een kopje thee. In een klein lavaparkje genaamd Dimmuborgir is het leuk wandelen. Even beschut voor de wind op de smalle laaggelegen paadjes. Het lijkt een doolhof van lavarotsformaties. Eentje ziet er uit als een kerkgewelf. Terug bij de tent besluiten we de route voor de rest van de vakantie maar eens enigszins uit te stippelen. Het gaat ook weer sneeuwen en ook nu blijft weer een dik pak liggen.

IJsland Dag 10 Reykjahlid – Akureyri (±170 km)

We besluiten tijdens het ontbijt om maar eens in Husavik te gaan kijken. Natuurlijk pakken we daarvoor zoals gewoonlijk alles in. Als we er zijn blijkt het gehucht een klein toeristisch dorpje te zijn, met een vissershaven. Dan rijden we nog verder door naar het noorden, naar
Tunguvelir. Onderweg rijden we vlak langs de kust. Ergens langs deze kust hier is een plek waar je fossielen zou kunnen opgraven. We vinden een plek met heel zachte modderige helling, direct aan zee, maar durven er de schep niet in te zetten. Toch een beetje moeite mee om de erosie hier te bevorderen. We pauzeren op een vervallen betonnen kade van een oude aanlegsteiger. Met de Jeep rijden we er naar toe over een modderig vervallen paadje dat in zee lijkt uit te komen. Op het allerlaatste stukje voor het water ‘ klimmen’ we de scheve betonplaat van de vervallen kade nog op. Verderop ligt een oude houten sloep op de wal / strand. Aangespoeld. We waaien haast uit onze jassen, maar wandelen er toch even heen.

Het zijn allemaal prachtige plaatjes in een verlaten desolaat apart kustlandschap, zoals we dat nog nooit hebben gezien. Dat wordt het dus deze reis. Verlaten weidsheid. Jammer van de harde wind en de daardoor lastige kou. We eten in een restaurant in de haven van Husavik vissoep en broodjes. Lekker warm binnen en uit de wind. Leuk stadje met een aardig souvenirswinkeltje. Ook eigengemaakte spullen en truien.We gaan terug naar weg 85 en volgen die naar de
hoofdweg. We slaan linksaf richting Akureyri. Het is de grootste plaats in het noorden. Een rommelig centrum, met hier en daar een winkel, en een hele grote supermarkt. We doen inkopen en zoeken de camping op. Die ligt midden in een bouwplaats vlak naast een nieuwbouwwijk. Alles is zoals gewoonlijk dicht, zelfs de zitruimte is op slot. Een koude kraan op het grasveld verzorgt het water. Er is een toilet achter een vervallen deurtje beschikbaar. Pas ’s avonds laat ontdekken we dat in een uithoek van de camping licht brand. Er blijkt achter een paar slagbomen toch een verwarmd sanitairgebouw te staan. Daar gaan we dan maar heen om te douchen…., en zo.