Berichten

Dag 1 Nederland – Krusaa Denemarken (±580 km)

Voor het eerst gaan we met de No Limits I op pad. We hebben de Jeep Wrangler YJ 4.2 net en gaan er gelijk maar mee naar de Noordkaap. Gelijktijdig even de midlifecrises oplossen door het beginnen met langere reizen. Met dus een andere auto, nieuwe tent achterin, compacte kampeeruitrusting weer uit het vet, nieuwe winterslaapzakken om de ijzige koude te trotseren (vallen erg tegen omdat we totaal verkeert advies hebben gekregen bij een outdoorszaak) en een heleboel kleding. We gaan begin mei al onderweg, dus dan kan het in het hoge noorden nog best koud zijn. Pas omstreeks negen uur rijden we weg. Op de bodem van het bakkie achterin de Jeep een flink aantal 24-stuks dozen met Heinekenblikjes. ’t Valt allemaal een beetje tegen met de ruimte, want rekening houdend met regen moet er volgorde en logica in zitten. Als eerste de tent er uit, dan pas de rest. Al dat bier gaat mee omdat drank in Scandinavië stevig wordt belast. Bovendien schijn je er de Noren mee voor je te kunnen winnen, bijvoorbeeld bij autopech, wildkamperen, berijden van eigen grond en zo. Een biertje waarderen de Noren volgens overlevering altijd.

Om het vakantiegevoel te krijgen stoppen we vlak over de grens van Friesland, symbolisch het buitenland, voor koffie en een laatste controle van de auto. Alles OK, dus daarna in een ruk door naar Denemarken. Na 500 km zijn we het zat en slaan we af naar een camping in het plaatsje Krusaa, met de naam Krusaa-camping. Het is droog. We hebben geen haast en drinken naast de auto koffie, eten een warme hap en pompen de splinternieuwe tent pas in het donker voor het eerst op. Helaas wacht de hele camping inmiddels op ons onderkomen, dus het is toch nog een komen en gaan van nieuwsgierigen. Vanaf hier is de boot in Hirtshals morgen gemakkelijk te halen. Na het eenvoudige maaltje bij de tent, een biertje en naar bed.

Dag 2 Krusaa Denemarken – Hirtshals Denemarken (±340 km)

Onderweg naar Hirtshals zien we niets dan een kaarsrechte snelweg door Denemarken. We pakken zelfs een afslag eerder om toch nog iets van het verder afgelegen platteland te zien. We rijden gelijk door naar de veerboot om de overtocht naar Noorwegen te maken. Uiteindelijk kopen we toch kaartjes voor de volgende dag, een enkele reis op de goedkopere langzame veerboot. Vandaag vertrekken kon nog, maar dan kwamen we midden in de nacht aan in Noorwegen. Vertrek plannen we morgen om 1300 uur. Kunnen we nog uitslapen ook. We staan weer op een camping met zo’n creatieve naam; Hirtshals-camping in Hirtshals. Hier staan alleen kampeerders die de overtocht gaan maken.
Gemakkelijke camping waar men is gewend aan overnachtingen voor een nacht. En met een apart tentenveld, waar je achter de muur en heggen beschut staat voor de rechtstreeks vanaf zee waaiende wind. We hebben in verband met de wind een flink aantal scheerlijnen aan de tent gezet, maar dat kan vermoedelijk ook wel wat minder. ‘s Middags rijden we nog even naar het strand. Met de hoge Jeep komen we gemakkelijk over de stenen die auto’s weren en tuffen een stukje door het zand. Zinloos tijdverdrijf, want eigenlijk willen we alleen maar naar de overkant. Ondanks de wind en aangeboren zuinigheid met gas, koken we bij de tent aardappeltjes, terwijl ik in het campingkeukentje de karbonades bak. De lucht in het kleine keukentje is te snijden, want iedereen verzamelt zich hier om vis te bakken.

Dag 3 Hirtshals Denemarken – Kristiansand Noorwegen (±30 km)

Overtocht Denemarken – Kristiansand Noorwegen (ferry ±4 uur)

Al om 11.00 uur staan we op het havenhoofd, lekker in de volle wind. Even uitwaaien in een stevige bries die de hele afgelopen nacht is blijven staan. Achter de havenmuur zit ik best lekker uit de wind en precies in het warme zonnetje. Dan zie ik dat zich onder de vlak naast me geparkeerde Jeep een plasje olie vormt. Het is afkomstig uit de pakking van een van de olieleidingen van de automatische bak. Snel even de moeren vastgedraaid, ze zaten bijna helemaal los. Verder is aan de laatste overgebleven lekkages nu niets te doen. Zo lang het niet erger wordt… Ik besluit steeds olie bij te vullen. Volgens de pijlstok moet er nu een klein litertje bij. Handig dat die Amerikanen dat zo duidelijk aangeven. Bij ons Opeltje twijfelde ik altijd. 

We kopen bij een tankstation buiten het dorp twee liter. Eentje kieper ik er in, de ander is de reserve. Dan is het ook wel tijd om te vertrekken en kunnen we eindelijk de boot op. Eitje, alles wordt duidelijk aangewezen. Voor we het weten zitten we op het achterdek in de zon, beschut maar in een lichte zeebries. Een klein snel bootje volgt de veerboot, stuiterend over de golven, tot in de haven van Kristiansand.  

De Noorse douane vraagt tot in detail wat we komen doen, maar de auto hoeft gelukkig niet leeg. Daarna direct naar camping Ceesie Camp, van schaatskampioen Cees Verkerk. 

De boel lijkt hier nog maar net open. Blad, spinnen en stof in alle ruimtes, en een kapot lampenglas midden in de wasruimte. De tent zetten we op en dan zit de dag er alweer op.   

Dag 4 en 5 Kristiansand Noorwegen (±40 km)

We hebben ons door Verkerk laten overhalen om de nationale feestdag mee te maken in Kristiansand. Daarop moeten we dus een dagje wachten. Wel lekker om een beetje vakantiegevoel te krijgen en tot rust te komen. Dat kost me normaal altijd een off-day van slapte en hoofdpijn, dus vooraf al uitrusten is misschien niet eens zo’n slecht idee. We hebben de omgeving wat verkend, de oude architectuur in Kristiansand bekeken, de haven, een stukje over het Noorse strand gereden en geluierd en genoten van het mooie weer. We staan vlak onder een bloeiende boom, dus lekker voorjaarsgevoel. Vandaag Hamburgers en brood. De auto hapert af en toe een beetje. Als ik de bougiekabels los trek, blijken die bijna uit elkaar te vallen zo rot. De mantel van de kabels is vergaan. Morgen eerst maar een setje nieuwe kopen. Stom dat ik de kabels niet had gecontroleerd.

Dag 5 Kristiansand (±50 km)

Op de nationale feestdag lopen alle Noren er op hun paasbest bij. Optochten van scholen, veel klederdracht en alcoholvrije feestjes op straat, bij cafe’s en eethuisjes. Intieme feestjes op lokaal en buurt niveau. We hebben het al vrij snel gezien en maken ons op voor vertrek. Morgen op pad. Vandaag hebben we de route nog eens nagelopen. In schat in dat we ongeveer 1.200 euro benzine verstoken bij de huidige Noorse prijzen. Alles was gesloten, ook garages, dus nog geen nieuwe kabels. Dat gaat problemen opleveren, maar we besluiten te vertrekken zonder die dingen. Met een beetje duckttape zit het meeste weer vast en dicht.

Dag 6 Kristiansand Noorwegen – Roldal Noorwegen (±320 km)

Na nog een muntje door de tol in de trechter te hebben opgegooid, weer al rijdend precies in de beker, verlaten we Kristiansand via weg 39 naar Haukeliseter. Tijdens een paar enorme regenbuien zien we het water van de wielen langs de ramen opspuiten en het komt ook met bakken binnen langs de softtop en de deuren. Op de vloer staat vanwege lekkage langs de ramen en de deuren al snel vijf centimeter water. 100 km verderop is het plotseling droog, met een stralend blauwe lucht en slechts hier en daar een witte wolk. Dopjes uit de vloer en binnen is het rond de voeten ook al snel weer droog. 

Ongelooflijk hoe stil de natuur hier nu is. Het water staat als een spiegel in de meertjes. Er is geen zuchtje wind meer te bekennen en we hebben even lekker een uurtje van het uitzicht zitten genieten. Dat we nu noordelijker zijn is al te merken aan de temperatuur, want de truien moeten aan. Bij Haukelgrend slaan we linksaf weg 13 op. Overweldigende natuur links en rechts dus zoeken we hier een plekje om te picknicken. Jammer dat ’t maar een graad of 8 is, vanuit de auto leek het wel zomer. Onder de softtop heeft de zonnewarmte veel effect. Verderop zijn de restaurantjes en winkeltjes van Haukeliseter nog gesloten en nog verstopt in dikke pakken sneeuw. Wandelen is er dus niet bij, sneeuwballen gooien wel. Tussen de hoge sneeuwwallen krijgen we het gevoel op wintersport te zijn.
Het avontuur mag beginnen, al zal dat waarschijnlijk wel meevallen. Noorwegen is tot nu toe geen wildernis. Vrij laat rijden we door via de Haukelitunnel, met bijna 5,7 kilometer lengte de eerste indrukwekkende Noorse tunnel. Het ding is aan de binnenkant niet van een betonnen afwerking voorzien, maar lijkt gewoon uit de rots uitgehouwen. De wanden zijn ruw in plaats van glad. Volgens de kaart krijgen we er nog veel meer van. Hier en daar hangt een lamp aan het plafond, verder is het steeds honderden meters donker. Onderweg kun je wel stoppen op uitwijkplaatsen. Leuk om daar de grof geboorde tunnel even te bekijken. 

Na het tunnelgebeuren ligt links een parkeerplaats met de naam Austmannli, waar de Austmannlipas begint. Helaas ook hier een te dikke laag sneeuw om die weg te berijden. Dat belooft niet veel goeds voor onze off-road plannen verderop. Als we te vroeg zijn dan liggen alle kleinere weggetjes nog onder een pak sneeuw waar we niet doorheen komen. We proberen het hier wel even, maar zakken na een metertje door de verijsde bovenlaag en zitten gelijk muurvast. Met de vierwielaandrijving ingeschakeld schieten we even later los en rijden door.    

’t Blijft hier lang licht, maar het wordt wel later en later. We rijden heel langzaam door het besneeuwde landschap, een en al genieten. Eigenlijk willen we naar de camping in Lofthus. Die camping ligt op een honderden meters hoge rand van een smal fjord. Maar in Roldal, vlak na een tankstation in Roldal, zien we ook een camping aangeduid als Seim Camping, vlak naast een Stavekerkje. De camping is helemaal sneeuwvrij. We staan met auto en tent op een bruinverbrand gazon, op een heuveltje midden op het veld. De picknicktafel hebben we naar de tent gesjouwd en we zijn om 22.00 uur helemaal klaar om te eten. Naast de camping bezoeken we nog het kleine staafkerkje (1629), gerestaureerd in 1917. Wandelend kun je er gemakkelijk bij komen. Alleen de omloop is open voor bezoek.  Er is natuurlijk niemand meer.

Daarna spreken we ook nog even de eigenaresse van de camping, die de negen kronen kwam ophalen. We begrijpen dat het water van het meer erg laag staat voor de tijd van het jaar en ook wel eens tot halverwege het veld komt. In elk geval ligt er geen sneeuw, terwijl een paar honderd meter hoger alles witter dan wit is.

Dag 7 Roldal Noorwegen – Lagernes Noorwegen (±311 km)

Over weg 13 rijden we omstreeks 10.00 uur naar het noorden. Die weg voert langs de oostelijk oever richting Sorfjorden, een uitloper van de langste fjord van Noorwegen. Enorme kliffen rijzen daar uit het water omhoog, stijl en recht. We willen over de oude weg over de Roldalsfjell rijden, volgens de boeken een prachtige route om de berg heen, maar het pak sneeuw voor ingang ligt veel te hoog. We proberen de eerste sneeuwduinen te nemen, omdat de weg honderd meter verderop schoon is, maar komen er ook met de vierwielaandrijving niet door, te diep. We rijden verder over weg 13, door de tunnels, richting Sorfjorden. Na de tweede tunnel heb je mooi zicht op de Folgefonn gletsjer, en een paar kilometer verderop weer. Al snel volgden de bekende watervallen van Latevossen, 400 meter breed en 160 meter hoog. Daar valt heel veel water, want de sneeuw is in het zonnetje nu echt aan het smelten. In wolken spray in een laagstaand zonnetje donderden enorme hoeveelheden water naar beneden. Als je wilt kun je er onder parkeren en zo je auto wassen. Gezien de lekkage gisteren hebben we het maar niet gedaan. Aan het eind van de lang smalle fjord Sorfjorden vinden we een picknickplaats in de zon, met uitzicht op de spiegelgladde Hardangerfjord. Vanaf Eidfjord gaan we via weg 7 naar Voringsvoss.
Door een spiraalvormige tunnel met spectaculaire doorkijkjes loopt de weg omhoog om op een grote parkeerplaats met grote nog gesloten souvenirwinkel uit te komen. Er is alweer geen hond te bekennen, dus rijden we plompverloren over de rotsen en wandelpaden omhoog naar de kloof met de waterval. 

Op de rand van het ravijn wacht uniek zicht op het nog iele watervalletje. In juli en augustus worden hier door bussen zo’n 150.000 toeristen gedropt, wij zijn er nu alleen. Een bijzonder gevoel om met je voetjes over de rand aan een broodje en een stuk worst te kluiven. Als we terug rijden is net iemand begonnen de parkeerplaats rond de winkel sneeuwvrij te maken. Hij lijkt het vrij normaal te vinden dat we slalommend tussen de bomen pontificaal van de kale rotsen af komen rijden. Een blind paard kan hier trouwens geen schade aanrichten, of je zou een bijzonder mosje te plat moeten rijden. Via weg 7 rijden we naar het noordoosten, langs de randen van natuurgebied Hardangervidda.

Hoge sneeuwwallen onttrekken het zicht op de vlaktes. Af en toe staan we op de motorkap of de dorpels uit te kijken over het besneeuwde landschap. Na weg 7 rijden we via weg 51 naar Fagernes Camping in, jawel, Fagernes. Precies op de kruising met de E16. De tent staat steeds sneller. We hebben ieder een taak gevonden. Ik pak uit, samen rollen we uit, ik pennen in de hoeken, zij compressor aansluiten, ik de rest van de pennen en dan overgooien met de inventaris. Dat is een filmpje waard, zo efficiënt. 

Toevallig ontmoeten we in de receptie van de camping een heeeeel bekende Nederlandse schaatser, die net voor Cees Verkerk de topklasse in Nederland vormde.  Henk van der Grift scoorde in 1961 zilver tijdens het EK allround in Helsinki en een paar weken later werd hij wereldkampioen in Goteborg. Ondanks alle sneeuw en ijs is het in het dalletje van de camping bloedverziekend heet, uitgedroogd en stoffig. Vreemd met een ligging aan het strand van een fjord. We zitten onder bomen zonder blad, in de volle zon. Eerder heb ik de hangmat er tussen gehangen, maar die hadden we beter als luifel kunnen gebruiken. Ik lag nog maar net, dommelde in, en toen brak het touw. Ik slap en heel erg plat op m’n rug op de stenen. Alles doet nu pijn, van m’n stuitje tot m’n kruin. Het begin van een week rugpijn en blauwe plekken. 

We komen tijdens de borrel tot de conclusie dat er zo veel te zien is onderweg, dat we de Noordkaap nooit halen als we niet wat meer gas geven. We zitten nog buiten, zonsondergang omstreeks 23.00 uur, echt donker wordt het niet meer. Het tempo naar het noorden schroeven we morgen op. Met de kaart er bij plannen we een route van minstens 350 kilometer tot de volgende camping.

Dag 8 Fagernes Noorwegen – Asen Noorwegen (±424 km)

Na een lekker daggemiddelde gisteren zijn we blij even helemaal uit de sneeuw te zijn. Via weg 51 rijden we vandaag rechtstreeks op weg E6 af, de hoofdweg van Noorwegen die tot helemaal bovenin doorloopt. Een goed uitgangspunt dus om snel op te schieten en toch veel natuur te zien. Ons plan is
nu om het op de terugweg pas kalmer aan te doen, zodat we bij tijdnood gewoon weer gas kunnen geven en naar huis rijden. Het doel is immers de Noordkaap. Daar moeten we heen. De eerste 100 kilometer rijden we nog over weg 51, weer tussen onoverzienbare sneeuwwallen van de wintersportgebieden Oppland en Jotunheimen. Wij zitten nog relatief hoog en zien daarom nog af en toe wat. Met een luxewagen is er vermoedelijk niets aan om hier te rijden. Metershoge sneeuwwallen ontnemen meestal het zicht naar opzij. Af en toe klimmen we weer op de motorkap van de Jeep om te kijken. We tuffen in alle rust verder, met de ramen open ondanks de kou. Dit sneeuwlandschap moet je ook voelen. Soms kunnen we wel over de sneeuwvlakten heen kijken en zijn we blij dat we zonnebrillen dragen. Zonder zonnebril zie je in de stralende laagstaande zon he-le-maal niets. 

De zwarte weg was zoals gewoonlijk uitgestorven, op een enkele graafmachine na. Die dingen doorbreken de sneeuw om te voorkomen dat de weg onder water komt te staan door smeltwater. Door diepe geulen loopt het smeltwater nu weg naar lager gelegen gebieden. Bizar hoe binnen enkele honderden meters hoogteverschil, we reden naar beneden om via een stukje weg 15 naar de E6 te komen, de wereld kan veranderen van een wereld van bevroren water in dorre bijna woestijn. Omhoog ligt er sneeuw, omlaag is het een dorre droge wereld.

Op de E6 geven we de Jeep de sporen en knallen de kilometers weg, soms met meer dan 100 op de klok. In de vele bochten moet je ontzettend opletten en goed ver rechts houden. We ontwijken af en toe ternauwernood een vrachtwagen met een bullbar, groot genoeg om de hele auto op te parkeren. Het gemiddelde ligt desondanks niet echt hoog. In dorpen rijden we heel kalm aan, vaak minder dan 30, achter lokaal verkeer. Iedereen rijdt hier zo rustig, we beginnen er aan te wennen. Geen auto ook die echt kilometers met ons op rijdt. Ze blijven in hun dorpje. Nederlanders hebben we al dagen niet gezien, andere toeristen trouwens ook niet. We rijden dwars door Trondheim, gatverdamme wat een drukte ineens, wegwerkzaamheden, zelfs een stukje file. Een echte cultuurshock. We kamperen op Faettenfjord Camping in Asen. Zo’n 30 km voorbij Trontheim staan we nu op een camping, niet meer dan een strook gras direct naast de E6, naast een spoorlijn en natuurlijk is de camping nog gesloten. We staan weer alleen. Het toilet en de keuken worden een uurtje na aankomst voor ons van het slot gehaald door de beheerder en alweer betalen we een schijntje. 11 Kronar. De ‘baas’ vindt ons ‘Real Vikings’ vanwege het vroege bezoek dit seizoen en dan ook nog met een tent?

Na het eten vinden we achterop de camping een monument ter nagedachtenis aan Royal Airforce vliegers die in de Tweede Wereldoorlog omkwamen bij aanvallen op het Duitse superslagschip Tirpitz, dat hier in het Fjord voor onderhoud en bevoorrading een toevlucht zocht. We lopen naar het fjord en vinden de oude kades zelfs nog deels terug. Een vreemde gewaarwording om op zo’n idyllisch plekje onverwacht een stukje geschiedenis van zo’n bekend, indrukwekkend en gevreesd slagschip te achterhalen.

Dag 9 Asen Noorwegen – Krokstrand Noorwegen (±529 km)

Het verslag zou nu best eens een tijdje saai kunnen worden, dat in tegenstelling tot de natuur waar we doorheen rijden. Superlatieven ontbreken gewoon. Je moet het zelf zien, wij kunnen alles zeker niet beschrijven zoals het er bij ligt. Zo vlak na de winter is het dor, woestijnachtig, stoffig. We genieten van het steeds wisselende landschap en ontwijken in een bocht af en toe echt op het nippertje een vrachtwagen. Rechts rijden is hier een manier van overleven. E6, dat klinkt wel als een autosnelweg, maar niets is minder waar.

De route slingert zich heen en weer en op en neer door een heuvelachtig en soms desolaat, maar ook adembenemend landschap van mos en gehandicapte bomen die onder de zware omstandigheden trachten te overleven. Met vier wielen los springen we op een gegeven moment door een enorme verzakking in het asfalt. Elke luxe wagen had hier zware schade opgelopen, wij zitten alleen plotseling met de tent en alle potten en pannen op schoot. De auto landt eerst op een van de achterwielen voordat de andere banden tegen de grond slaan.

Bij een klein winkeltje in een dorp checken we de techniek aan de onderkant, maar alles is nog ok. Wel is een van de stalen velgen verbogen en nu slingert het rechter achterwiel een beetje. Met een paar blikken Lapskous, twee enorme karbonades en vers brood verlaten we het dorp op weg naar de eerstvolgende picknickplaats. Dit soort plekken ligt in de mooiste stukjes natuur met prachtig uitzicht op watervallen, kloven, gletsjers of fjorden. Toiletjes zijn er ook weer, maar sinds de vorst weg is, is in de kleine hokkies wel broei ontstaan.
Ademen kun je er niet meer. 
De lunch bestaat vandaag uit karbonades met mosterd en brood, waarna we doorrijden door een dennenbos, slingerend langs dammen, waterkrachtcentrales, snelstromende beken en rivieren, waarvan een groot aantal buiten hun oevers treedt. Een enorme boog over de weg geeft aan dat we de provincie Nord-Norge binnen rijden.

Na 500 km houden we het vermoeid voor gezien op Krokstrand Camping in Krokstrand. Twee Duitse campers staan midden op het pad bij de ingang, de eigenaren zitten er voor en groeten ons vriendelijk. Wij groeten ook, maar vinden het hier met al dat volk op de camping wel druk. Na een paar rondjes over de velden blijkt er nauwelijks droge ondergrond beschikbaar. Vandaar dus dat die campers op het weggetje blijven. Twee keer stappen we uit om de bodem te inspecteren, met als gevolg dat die Duitsers gelijk met stoelen en al verkassen om zicht op ons te houden. De tent hebben we dus uiteindelijk maar achter een paar hitters (huurhuisjes) op de drassige bodem in een berkenbos gezet, maar dat pas na een uurtje rustig koffiedrinken. De interesse was toen al flink geslonken. De deuren van de campers klappen dicht en we hebben die luitjes niet meer gezien. Overal is hier water, smeltwater en er lopen zacht kabbelende beekjes die nog grotendeels door ijs zijn bedekt. De hele camping is drassig. Het lijkt er op dat ’t mazzel is dat er geen water overheen stroomt. Broodjes en Cup a Soup erwtensoep vormen het avondeten. Het wordt een koud nachtje, want we zitten eigenlijk al, al moet de weg de officiÎle plek nog passeren, bovenop de Poolcirkel.

Dag 10 Krokstrand Noorwegen – Fossen Noorwegen (±450 km)

1e overtocht Bognes – Skarberget (±25 min)

Het is maar een klein stukje rijden naar de Poolcirkel. De Duitse campers zijn al weg als we om zeven uur opstaan. Als wij bij het monument en souvenirwinkel aankomen is het winkeltje daar net open, voor het eerst dat jaar. We kopen dus maar een souvenir, een sticker van de Polarcirkelen en een mok. Betalen moet gepast, want de sleutel van de kassa is nog zoek. Als die toch wordt gevonden krijgen ze tot grote hilariteit van alle aanwezigen de kassala weer niet open. Zeker dichtgevroren grappen we in het engels. Aardig moment, zo als eerste toerist van het nieuwe jaar een beetje sparren met met Engels worstelende Noren. Gelukkig spreken ze allemaal Engels, al vinden ze zelf van niet. We maken de verplichte foto’s bij het 66ste breedtegraad monument. Vanaf het bezoekerscentrum loopt een spoor van kunstobjecten precies over de Poolcirkel. Ze staan nu nog in de diepe sneeuw met daar onder rivieren van smeltwater. Dus ook deze keer laten we een wandelingetje schieten. We blijven liever droog dan risico lopen door de sneeuwlaag in een snelstromende ijswaterbeek te belanden.  

De picknickplaatsen worden naar het noorden toe steeds luxer. We vinden ze nu al met afdakjes en zelfs als halve huisjes met een barbecue in de hoek. In een van de gebouwtjes eten we een broodje en warmen
een kop soep op. Het landschap bestaat rondom uit stenen, stenen en stenen, met hier en daar een stroompje tussen stenen, dat zich net onder het ijs aan het uitwerken is. En nooit een mens in de buurt, hoewel we de sporen wel tegenkomen. Vlak naast onze stopplaats onthult de sneeuw een achtergelaten accu.

Soms maakt de weg hier een verraderlijk scherpe bocht, er liggen smalle bruggetjes in, dus al met al brengen we het tempo weer flink omlaag. Vrachtauto’s blijven ons nu wel bespaard. We pakken voor het
eerst ook een veerpont, een soort badkuip was het eigenlijk. Tussen Bognes en Skarberget moet je wel varen, een fjord verdeelt de E6 naar Narvik in tweeën. Hier zagen we ook ‘onze’ Duitse campers weer terug. Zo gauw we de boot verlaten stuiven we ze voorbij om ze nooit meer tegen te komen. We blazen ook door Narvic en stoppen eigenlijk alleen nog om even te tanken. Een beetje angstig zijn we daarover wel steeds, want tanken zou volgens reisverslagen van anderen wel eens een probleem kunnen zijn. Nou, niets is tot nu toe minder waar.

Tankstations zijn halve supermarkten en zelfs de kleintjes beschikken over Visa. En met onze actieradius van ongeveer 400 km komen we zelfs niet in gevaar om zonder benzine te komen staan. Door de enorme hoeveelheid tunnels en tunneltjes, bochten, hellingen en vele fotomomenten ligt het gemiddelde vandaag erg laag. Pas tegen 22.00 uur zijn we op camping Vosseng Camping in Fossen.
We warmen een blik Lapskous op, een Noors soort bouillon-vlees-aardappel-bonen-brei. ’t Is hier steenkoud dus het eten is erg lekker. Om het zitvlees los te maken wandelen we door een bos dat deel uitmaakt van een militair oefenterrein, vlak naast de camping. Daar vinden we verse keutels van een eland, dus die heb ik maar op de foto heb gezet. Dat is in elk geval al iets, het beest zelf laat zich niet zien. Wel vinden we nog een door de sneeuw geconserveerd, van bloederig vlees voorzien kaakbot; van een eland of een rendier? Sporen van roofdieren kunnen we niet vinden. Was van die Eland van de keutels. Weg Eland.

Dag 11 Fossen Noorwegen – Alta Noorwegen (±440 km)

We zijn al vroeg weer op weg. Het was koud en de nieuwe slaapzakken blijken alleen met een lange onderbroek en een dikke fleecetrui aan voldoende warm. We zijn verkeerd voorgelicht over de
comfort en maximale buitentemperatuur. Hier en daar staat het smeltwater tot aan het wegdek van de E6. Het weer is vandaag weer eens totaal omgeslagen. Het waait de hele dag al hard, er dreigt regen en het is steenkoud en volledig bewolkt. 
De wind waait zo, dat de draadstalen deurframes tot wel 10 cm naar buiten trekken aan de luwe kant van de auto. Het is vooral langs de fjorden een ruig ritje onder de in de wind bulderende softtop. We zitten met dikke jassen, mutsen en handschoenen aan in de auto. Maar mooi dat het is! Schuimkoppen op golven in plaats van een spiegelglad wateroppervlak van de fjorden. We rijden een route die absoluut slecht op de bulderende zeewind ligt, meestal ten oosten van het water. We krijgen de volle laag. Picknickplaatsen beneden bij het fjord staan onder water, zo hoog is de stuwing vanuit zee. Zelfs de stokvis staat er bijna in het water….., te drogen.

Rekken vol met de stinkende vissenlijken passeerden we. Lunch, brood en kaas, genieten we dit keer voorin de auto. Het beleg waait anders van ons brood. Op de plek die we hebben gekozen hebben we uitzicht op de woeste golven en ruig verwaaide donkere lucht. Slingerend langs het fjord doemt voor ons een zwoegende en slingerende Land Rover met kampeeropbouw op. Het is met die opbouw net een camper. Die laro heeft nog meer last van de windvlagen dan wij, dus we geven gas en rijden zwaaiend en toeterend met een bloedgang voorbij. ’t Is nog een Nederlander ook. Na wat winderige en besneeuwde vlaktes houden we het, uitgeput van de herrie, voor gezien op Kronstad Camping in Alta.

Hier zijn we eens niet alleen, maar samen met een grote groep Afrikaanse vluchtelingen en/of asielzoekers die op een afstandje in hurkzit toekijken wat we doen. De Noren stoppen die lui dus in kale hutjes in het koude hoge noorden. Ook de Nederlandse Land Rover draait even later schommelend de camping op en stopt voor de nacht. De andere campingbewoners zien we helemaal niet meer. Ze blijven binnen. We hebben gezellig zitten praten met Maarten te Meij, imker uit Gouda, die ook wel weer eens zin had in een praatje met Nederlanders. Maarten reist zonder zijn vrouw rond. Maar als zij de gelegenheid heeft, dan meldt ze zich in de buurt van hem bij een vliegveld en rijdt een paar weken mee. Een vreemde situatie, maar als een van de twee werkt, dan is het wel een oplossing. Uiteindelijk worden we naar bed gejaagd door muggen zo groot als wespen.