Gasdrukregelaar
Een gasdrukregelaar regelt de gasdruk naar gastoestellen.
De gasdruk in een gasfles verandert mee met de temperatuur. Hogere temperaturen veroorzaken een hogere druk in de fles. Gastoestellen, ook in je caravan of camper, vragen echter een constante lage gasdruk. Daarom is de gasdrukregelaar in het gasleidingnet opgenomen.
Bij 5° Celsius is de druk (de dampspanning) in een gasfles butaangas ongeveer 0,8 bar. Bij propaan is dat bij dezelfde temperatuur 4,7 bar. Bij 15° Celsius loopt de druk in die flessen op tot respectievelijk 1,7 en 6,5 bar. Zet je een gasfles in de zon, dan kan de druk echt enorm oplopen. Bij 40 graden bijvoorbeeld tot wel 14 bar (propaangas). De drukregelaar brengt de variabele druk in de fles omlaag tot een gestandaardiseerde druk van 0,3 bar (30 millibar) en houdt die druk daar zeer constant op. Alleen in zeer oude caravans of stacaravans komt soms nog 0,5 bar (50 millibar) voor. Daarvoor is dan een andere drukregelaar nodig. Alleen als iemand zelf apparatuur inbouwt kan het gebeuren dat verschillende verbruikers op verschillende gasdruk werken. De professional kiest gebruikers met dezelfde gasdruk. Als de werkdruk toch verschilt, dan kan een gasdrukstabilisator in een van de leidingen van de verbruiker met de laagste druk de oplossing zijn. Een gasdrukstabilisator is een drukregelaar die in een leiding wordt geplaatst.
Gasdrukregelaar
De gasdrukregelaar brengt die hoge druk omlaag tot de werkdruk van de verbruikers. Wanneer de gaskranen van de installatie of van het gastoestel gesloten zijn, en de gasfleskraan is open, dan kan gas uit de fles tot in de drukregelaar stromen. De drukregelaar is meestal direct op de gasfleskraan bevestigd, maar ook steeds vaker, met name bij campers waarin de gasinstallatie rijdend gebruikt wordt, is de gasdrukregelaar vast in het voertuig gemonteerd. In dat geval bereikt het gas de regelaar via een hogedrukslang die een druk van 30 bar kan doorstaan.
Als de kranen van de verbruikers gesloten zijn, zal de druk in de ruimte onder het membraan in de gasdrukregelaar oplopen. Het membraan beweegt dan tegen de veerspanning in naar boven. De klephefboom beweegt mee tot de gasklep de gasstroom afsluit. De druk onder het membraan (3) in de drukregelaar loopt dan niet meer op. Zodra je nu een gastoestel inschakelt stroomt gas uit de drukregelaar weg. De druk onder het membraan daalt dan, het membraan en de membraanplaat (6) bewegen onder de veerdruk (4) weer omlaag, de klephefboom (2) opent de klep (1), en gas kan uit de fles richting gebruikers stromen. Bij een constante gasafname stelt zich een evenwichtstoestand in en zal de klep zo ver open staan als voor de gastoevoer nodig. De afstelschroef (5) is doorgaans verzegeld tijdens de productie.
Gasdrukregelaar met afblaasveiligheid verplicht
Gaat in een gasdrukregelaar zonder afblaasveiligheid iets mis, dan kan de volledige flessendruk op de verbruikers – kachel, kookplaat, koelkast – komen. Daarom is in normen voor de caravanindustrie een veiligheidsventiel met een afblaasdruk van 150 millibar voorgeschreven. Raakt iets defect, dan opent het afblaasventiel in de membraanplaat (6) en ontwijkt het teveel aan gas via de opening in het huis boven het membraan. Een regelaar met afblaasventiel moet zich daarom altijd in een afgescheiden ruimte met afvoer naar buiten bevinden.
Wetgeving gasdrukregelaar
De Europese norm EN12846 Annex D regelt de afspraken met betrekking tot de gasdrukregelaar. Daarin is ondermeer de ‘standaard 30 millibar’ afspraak opgenomen voor gasverbruikers in caravans en campers. Maar ook standaard producteisen, zoals de minimale gaspassage van 1,5 kg/uur, de geschiktheid voor propaangas, butaangas en mengsels, en de weerstand tot minimaal 16 bar gasdruk.
Tips:
- Plaats minstens elke tien jaar een nieuwe drukregelaar.
- Gebruik in campers een drukregelaar met crashafsluiter.
- Voor winterkampeerders zijn drukregelaars met een verwarmingselement te koop. Dat voorkomt storingen door bevriezing.
Technische tekening Sjoerd Godthelp www.godt-art.nl