Berichten

Dag 11 Darmanesti Roemenië – Bran Roemenië (±231 km)

Voor het eerst schijnt een lekker warm zonnetje als we opstaan. We drinken een bakkie koffie voor de tent, heerlijk. Kamperen is op deze momenten zo leuk! Om ons heen ontstaat een uitdragerij van spullen die wel een beetje mogen drogen. Ik laat Nicolai een stukje in de No Limits JEEP rijden. Hij maakt er gelijk een rondje dorp van, en het duurt niet lang of vrienden die hem hebben zien rijden melden zich bij de camping. Er gaat een uurtje verloren met praten over de auto.

Nicolai vertaalt. Leuk om zo weer veel interessante bewoners te spreken. Uiteindelijk hebben we toch alles ingepakt en nemen afscheid. Vandaag gaat het van Darmanesti in Roemenië naar Bran in Roemenië (±231 km). Een kilometer of tien verder gaan we alweer aan de kant. In Targu Ocna in Roemenië ligt een zoutmijn waar je met Iveco busjes en zelfs een grote stadsbus naar binnen wordt gereden. Dat willen we wel eens zien. De bus rijdt inderdaad. Voor 18 Lei per persoon kunnen we mee. De bus rijdt drie kilometer ver de berg in, waarbij hij ongeveer 260 meter daalt. Dan worden het overvolle gevaarte geleegd en mag iedereen op eigen gelegenheid rondlopen. Na de eerste deur volgt nog een tweede.

Hoewel de wanden bijna wit zijn en zeer zout smaken, nog geen mijn. Na de derde deur een kapel. Nog een deurtje verder openbaart zich een enorm gewelf, waarin picknicktafels staan, een heleboel tafeltennistafels, een restaurantje, een vijver en spingkussens. Ook is er een volleybalveld, een voetbalveld en nog veel meer. De mijn blijkt een verblijfsruimte te zijn waar men zich terugtrekt voor gezondheid, maar ook om aan de hitte van de zomer te ontsnappen. Van enige mijn-activiteit is, behalve het gewelf, niets terug te vinden.   

Dan zetten we de sokken er in. Op naar camping Vampire in Bran. Een korte etappe, want Boekarest is toch niet te halen als we Bran nog aan doen. Ondanks dreigende regen en een paar spettertjes lunchen we buiten, zoals gewoonlijk met de aanhanger als tafel. Als we weer onderweg zijn worden we op een klein weggetje ingehaald door een trein. Luid blazend rijdt hij naast ons en houdt zelfs even in. Dan zien we dat de machinist gewoon zit te kijken en te zwaaien. We verbazen ons zo langzamerhand nergens meer over en zwaaien terug. Luid toeterend trekt de trein dan weer op. Hier trein vier dan maar op de foto.

Even verderop zet ik rijdend ook nog een vliegende ooievaar op de foto. Niet best, maar ik heb ‘m wel. Om vier uur zitten we. Koffie, dan de tent opzetten. Er arriveert een groep Duitse motorrijders. Stoer uitziende kerels op naked Rat-bikes, allemaal in het zwart en natuurlijk zwarte motoren. Het lijkt wel een film van Mad Max. De BMW offroads zijn het meest toegetakeld, met visnetten onder polyester bijvoorbeeld. Niets is netjes gelaten. Ze weten ons te vertellen dat het weer de rest van de week alleen maar beter wordt.

Dag 12 Bran Roemenië – Boekarest Roemenië (±238 km)

Op naar Boekarest. Weer een korte rit want we willen morgen bij vertrek het paleis van voormalig dictator Tsjautsjeskoe (geen idee hoe je de naam van die vent schrijft en ik ben te beroerd om het op te zoeken, dus fonetisch) bezoeken. Daarin huist tegenwoordig het parlement. Maar eerst naar het kasteeltje van Dracula.

Wie ooit het Monster van Lochness heeft bezocht, moet zeker ook hier heen. Een enorme happening om niks. Het kasteeltje is wel één van de leukste die we ooit hebben gezien. Het ligt tactisch op een hoge rots midden in een smalle opening tussen twee bergketens en is, ondanks de vriendelijke uitstraling, uitermate goed te verdedigen. Het plaatsje zelf is zeer toeristisch. We ervaren ook weer de vriendelijke bezorgdheid van de bewoners.
We parkeren op een bewaakte parkeerplaats, waarvan de eigenaar ons speciaal komt waarschuwen dat dat wel 4 Lei (€ 1) per uur kost en dat het kasteel pas om 12.00 uur open gaat. Desondanks blijven we staan. Uiteindelijk een uurtje of vier.

In het dorp kopen we een belachelijke souvenir en een plaatselijke lekkernij genaamd schoorsteenbrood.
 Zo’n raar pijpvormig brood wordt boven kooltjes gegrild en daarna met suiker, sesamzaad, kokos en andere lekkernijen beplakt en nog eens geroosterd. Heerlijk als het vers is. De lokalen eten het zoals wij patat kopen.

We verlaten Bran via de Pasul Bran, een pas van 1.456 meter hoog. Er zijn zoveel haarspeldbochten dat er regelmatig iemand naast z’n auto staat te kotsen. Prachtige route vandaag over vrij glad asfalt. Alleen zijn de Roemenen kennelijk het fundament onder hun wegen vergeten, want bergaf is het asfalt voor elke bocht tot wasbord opgedrukt. De Jeep trilt af en toe haast uit elkaar als we remmen. Ook passeren we enkele kilometers lange stukken betonweg. Dat is zo kapot gereden dat de stukken ons om de oren vliegen. We gaan letterlijk vliegen om er zo weinig mogelijk van te voelen. Lekker autootje!

Heel wat mannen zijn ook vandaag weer met hun koe aan de wandel. Die laten ze dan uit bij een grasrijk stukje. De koe natuurlijk netjes aangelijnd. Trouwens, vanwege die rare koe-gebruiken heeft iedereen een hek rond z’n woning. Dat is nou om de eigen tuin te beschermen tegen koeien en paarden van anderen. Niet vanwege onveiligheid zoals veel Nederlanders lijken te denken. De bewoners zitten meer voor hun huis langs de weg dan binnen. Dichter bij Boekarest wordt de omgeving rommeliger. Vervallen boerderijen en fabrieken staan overal in het landschap. Er valt nog veel op te ruimen uit de ‘goeie’ oude tijd. Via weg 7 naderen we uiteindelijk Boekarest. We moeten dwars door de stad om de camping te bereiken. Met behulp van de I-phone vinden we de camping uiteindelijk, beide navigatie-apparaten bakken er helemaal niets van. Er is tussen de huisjes een veldje van hooguit 50 x 50 meter gereserveerd voor kampeerders en ze kunnen nog wat campers en caravans kwijt op het centrale plein, dat geasfalteerd is. Naast het ‘tentveld’ is een kennel gevestigd en de camping ligt tussen twee vliegvelden in. Helaas is er verder niets aan campings in de buurt beschikbaar, maar van ons mag déze plek uit de campinggids. Een nachtje houden we het wel uit. Morgen maar eens niet uitslapen. Bij een enorm gigantisch grote Carefour – als we die in Nederland ooit krijgen wil ik een gemotoriseerd winkelwagentje – naast de camping halen we een berg vlees, drie komkommers en twee dozen aardbeien. Da’s het avondeten van vandaag. De rest van de avond? Grill schoonmaken, afwassen, blogje, neutje, wijntje, slapen. Morgen gaan we naar Varna in Bulgarije.

Dag 13 Boekarest Roemenië – Obzor Bulgarije (±369 km)

We mogen na het waterrijke begin van de vakantie natuurlijk niet klagen over mooi weer. Vannacht hadden we geen truien en dekens nodig. Het was heerlijk. Al om kwart over zes lokale tijd waren we allebei wakker en heb ik maar vast koffie gezet. Daarna de boel ingepakt; oh, wat gemakkelijk gaat dat als het droog is. Zeeën van ruimte hebben we weer in het aanhangertje. Al om 09.00 uur rijden we de ‘camping’ af en besluiten te ontbijten bij een McDonald die we bij aankomst een kilometer of vijf verderop hebben gezien. Uiteraard kennen ze hier geen ontbijt, maar het zit al vol met hamburgers verorberende Roemenen, dus wij schuiven aan voor een kipburger en friet. Ondertussen lid geworden van de internetclub van M, zodat ik het blog online kan zetten en de website even kan bijwerken.

Pas om half twaalf rijden we Boekarest binnen. We gaan op zoek naar het paleis van de dictator. We rijden wat door de smalste straatjes van het stadje, tot we op het idee komen de navi weer eens te gebruiken. Achteraf blijkt dat er van Roemenië en Bulgarije alleen hoofdwegen in het ding zijn opgenomen. Maar wonder boven wonder zit ook deze bezienswaardigheid in het geheugen. Dan is het nog een fluitje van een cent om de parkeerplaats voor toeristen te vinden. We nemen even de tijd om het gebouw op ons te laten inwerken. De zon is al bloedheet, dus na een half uurtje maken we nog een fotoronde om het complex en stellen in op Varna in Bulgarije. De weg naar de grensovergang gaat over redelijke wegen en loopt midden tussen enorme landbouwgronden vol graan. Allemaal grootschalige landbouw. Grappig dat je in Gurgiu met je auto recht op een slagboom uit komt. Met de paspoorten in de hand naderen we de slagboom als we door krijgen dat er een politiepost is gevestigd. Ook de agent op wacht snapt de verwarring en wijst ons in de goede richting. Dan alweer een misverstand. Er is een loketje waar we de paspoorten denken te moeten afgeven, maar dat is dan weer tol voor de brug over de Donau. Kosten zes Euro. De overgebleven Roemeense Lei-en wil men niet hebben. Euro klinkt het bars uit het hokkie.

Na de enorme brug over de Donau, waarop op het midden de landsgrens is aangegeven – we missen ‘m met de foto’s bijna en stoppen gaat daar niet – staat de echte Bulgaarse douane te wachten. Bij Giurgiu passeren we de Bulgaarse grens. Eerst de Donau over via een enorme brug. Tol betalen, wel 6 Euro. Nu kennen ze de euro ineens wel, want in andere bedragen willen ze het niet eens hebben. 

Dan rijden we Bulgarije binnen. De grenspassage is een formaliteit. Er staat wel iemand, maar die controleert niets. Wel moeten we een wegenvignet kopen. Dat is verplicht voor alle wegtypen. Het kantoortje blijkt de oude grenspost te zijn, dus eerst weer terug naar de slagboom. Volgens ANWB-info kun je die sticker alleen kopen bij de grens. Later zien we echter ook ‘vignette’ aanduidingen bij benzinestations, dus een herkansing zit er in als je dat kantoortje mist. We suizen over een kilometers lange weg tussen grote landerijen door. Alles grootschalig landbouw wat hier de klok slaat. Boerderijen stan veelal leeg, alleen is nog hier een daar een woonblok met zigeunerachtig volk te zien. Zo’n blok stikt dan van de schotelantennes, er omheen een grote bende en overal kleurig
wasgoed. Al met al geeft het een armoedige aanblik.

Uiteindelijk gaat het landschap over in wat glooiingen en rijden we ook nog door laag bebost gebied. De route gaat naar Varna, waar we via internet een camping hebben gevonden, midden in de stad. Wat volgt is een lange zoektocht door de wijk en uiteindelijk blijkt de camping opgedoekt te zijn en ingenomen als een stadspark. Een vervallen hek tegen een muur is alles dat herinnert aan een camping. Mooie stad trouwens dat Varna, daar hadden we best een avondje zoet kunnen brengen tussen alle mooie gebouwen en de vele terrassen.

Het zag er gezellig druk uit. maar we rijden de stad alweer uit en zoeken met de I-phone een camping aan de kust. We vinden we camping Zora, in Obzor, 60 kilometer naar het zuiden. Na wat doorkruisen van het plaatsje staan we weer voor een hek, dat deze keer op slot zit. Er achter kamperen wel mensen, dus klimmen we er over. Een paar in een busje kamperende Duitsers wijzen ons op een restaurant genaamd Zora, iets verderop, waar de beheerder zou zijn te vinden. Dat klopt, hek gaat open, we bouwen de tent even snel op en gaan ook gelijk maar eten bij Zora. Een hele dikke minstens 60-jarige Bulgaarse helpt ons aan eten en we hebben alle handen en voeten weer nodig om alles duidelijk te krijgen. Zij kent trouwens ook wat cruciale woorden Duits en Engels. Het eten is prima en kost uiteindelijk een drol. Twee grote salades van kaas, tomaten, komkommer en ui, badend in olijfolie en een zuurtje, veel patat en elk twee kabab. Dat voor nog geen 23 euro. Voorbeeldje, een halve liter Bulgaars bier van de tap nog geen euro. Dus ook een paar biertjes. Later legt de dikke serveerster nog uit dat de Bulgaarse brouwerij is opgekocht door Heineken. Een ‘echte’ Heineken voor nog geen euro? Een halve liter? Doe er nog maar eentje dan.

We wandelen een stuk door het dorp dat er uit ziet als een vervallen Spaans toeristendorp. Er ligt rommel, de helft van de huizen is in aanbouw of de bouw staat stil, veel ingestorte of verlaten gebouwen, leegstand en schabbige souvernirwinkels. Eigenlijk ziet het er niet uit. Dat het ook anders kan zien we later in een dorpje. Toch doen ze hier ook hun best, want bij het strand zijn allerhande voorzieningen aangelegd voor bezoekers. Jammer dat er geen structuur in zit met een leuke boulevard of aaneengesloten winkeltjes.

Dag 14 Obzor Bulgarije – Edine Turkije (±254 km)

Als we om 10.45 uur wegrijden is het al 30 graden aan de kust. Dat belooft een zware dag te worden. Met een zwaar hoofd van het bier, vandaar het late vertrek. We hebben ook nog wat campings geruild met de Duitsers. Aardige lui. Zij wat materiaal over Roemenië, veel hadden we niet, terwijl ze hun kaarten van Albanië en Kroatië zomaar afstonden. Hallo Deutsche Freunde. Danke.

We rijden een stukje over de smalste weggetjes langs de kust, maar overal staan dan hotels en huizen tussen ons en het water. Iets verder naar boven, op de provinciale weg is het uitzicht beter en schieten we wat sneller op. Bij Nessebar dalen we alweer af naar zee. Het is een aardig kustplaatsje, een beetje het Marken van Bulgarije. De ommuurde nederzetting bulkt van de oudheden. Verder leuke terrassen aan een haventje. Een dijk verbindt het autovrije dorpje met de wal. Vanaf Burgas volgen we weg 98 rechtstreeks naar Turkije. Lekker strak wegdek, dat later toch weer over gaat in een hobbelpad.

Als we de kust nog even dicht passeren slaan we af voor een broodje uit de picknickmand. We rijden door een troosteloze stad vol in deplorabele staat verkerende flatgebouwen. En een omleiding vlak voor de grens brengt een nog slechter stukje binnenweg. In het voorbijgaan weet ik nog een ouwe PAZ (?) vrachtwagen te snuiten. 

We slaan nog even af bij een toeristisch verkeersbord, zo’n bruine, dat met een plaatje lijkt te verwijzen naar een uitkijktoren. Op het twee kilometer lange smalle weggetje naar het ding hebben we al visioenen over wat we gaan krijgen. Een oude uitkijktoren op een hoge berg. Een vuurtoren midden in het berglandschap speciaal voor kano’s op de drooggevallen beken, of een watertoren die droog staat. Het blijkt echter een monumentale herdenkingsklokkentoren (3x woordwaarde) uit 1903. We zitten nu midden in natuurgebied Strandja, in een klein grensdorpje met authentieke huisjes. Enkele zijn ingestort, maar die laten ze gewoon liggen. Het dorp heeft een beschermt dorpsgezicht. Enkele bewoners lopen nog in kleurige klederdracht. Op een terrasje van een klein lokaal eethuisje genieten we een uurtje van drankjes en de rust in het gebied. Ik parkeer de Jeep tussen een paar Suzuki’s van een ‘jeep-safari’. Het duurt niet lang of de Bulgaarse chauffeurs verplaatsen de autootjes, kennelijk om ze niet al te klein te laten lijken voor de toeristen die even later verschijnen. Ik heb m’n lolletje weer gehad.

Op naar Malko Tarvone, waar we de grens over gaan naar Turkije. Eerst passeren we een gesloten grensovergangetje waar één mannetje in de schaduw naast een kromme slagboom zit. Dan komen we bij een hokje waar één mannetje de paspoorten aanneemt en de telefoon pakt. Hij belt en we horen een paar keer “controle” zeggen. Hij kijkt niets in, geeft paspoorten terug en stuurt ons door. Dan zijn we bij de Bulgaarse grens. Zes man sterk komen ze naar buiten terwijl ze hun uniformjassen nog aantrekken. Eentje neemt de paspoorten aan, maar er is uitsluitend aandacht voor de auto. Het begint ons te dagen waarover het telefoontje ging. Zeker een kwartier bespreken ze de auto, niet een spreekt Engels of Duits. Het enige dat ik kan ontcijferen is ‘Machina’. Ze zijn onder de indruk. Het gaat over de banden en de lier, en verder begrijpen we er niets van. Dan krijgen we de paspoorten terug en kunnen we door naar de Turkse kant. Alle duimen gaan omhoog als we wegrijden.

Turkije in een dag

Nietsvermoedend sluiten we aan achter een touringcar vol Bulgaren. Alle passagiers moeten uitstappen en iedereen moet z’n eigen bagage onderuit de bus bij elkaar zoeken. We gaan er maar rustig voor zitten. Terwijl alle buspassagiers op een rijtje aan lange tafels gaan staan, worden hun tassen door één mannetje in burger doorzocht. Af en toe brengt iemand eigen vlees of flessen drank naar een container om dat weg te gooien. Import van vers vlees is verboden en kennelijk weet men dat Bulgaren dat meebrengen.

We zien zo nu en dan een mannetje met een paspoort naar die ene douanebeambte lopen. Die schrijft dan wat in dat paspoort, waarop die gasten instappen en doorrijden. En wij maar wachten. Uiteindelijk heeft het mannetje ons door en laat de buspassagiers voor wat ze zijn. Hij wil onze paspoorten en autopapieren zien. Met een piepstemmetje vertelt hij vervolgens in vloeiend Engels dat we een visum moeten halen. “Melden bij de politie in het gebouw.” Weten wij veel… We rijden iets terug en ik loop binnen.

Daar kijk ik al eventjes rond als ik twee karakters achter een spiegelende ruit ontdek. Breed lachend zitten beiden met hun armen te zwaaien om de aandacht te trekken. Die mannen had ik al even over het hoofd gezien. Het blijken de bedoelde politiemedewerkers te zijn. Ik presenteer de paspoorten en autopapieren, waarop een van hen, alweer in goed Engels, uitlegt wat er moet gebeuren. “Mister Willem…., go tot the visum office.” Ik naar de visum-man bij het loket er naast. Op m’n knieën moet ik door het luikje praten, zo laag zit het. Hij neemt de paspoorten en plakt er een paar zegels in. Visum klaar, 40 euro betalen. Ik betaal de 40 euro, maar zie later dat één visum slechts 15 euro kost. Opgelicht dus voor 10 euro, maar het visum hebben we, geen bonnetje, dus ik besluit er niet over te beginnen. Terug naar de politie. “Hello Mr Willem…., now go to the car and trailer controle.” Volgende kantoor dan maar. Er is een probleem met de aanhanger, want daarvan heb ik geen papieren. Een paar telefoontjes en ze begrijpen kennelijk dat dat bij Nederlanders met een lichte aanhanger kan voorkomen. Ik krijg een paar stempels en de man zet alle gegevens van de aanhanger en auto in de computer. Hij loopt nog naar buiten om de auto en kar te bekijken. Terug naar de politie. “Mr Willem…., you are back. Your passport please.” Met de nodige excuses scannen ze de beide paspoorten en de visums en aantekeningen in. “Mr Willem…., now go tot the customs-office in the corner. To mr Raschid.” Na tien minuten voor die deur te hebben gestaan komt men me melden dat Rachid buiten is. Het blijkt het mannetje met de piepstem. Hij bekijkt alle papieren en schrijft er over de aanhanger nog wat bij in het Turks. Dan mogen we eindelijk door.

De enorme bureaucratie vertraagt wel, maar iedereen is uiterst vriendelijk en correct, op de kleine oplichter na, en de controle niet eens extra streng. Wel zitten alle loketjes op kniehoogte, volgens Ans om de verhoudingen te benadrukken. Burgers bukken en knielen voor de ambtenaar. 

We kunnen door.Van het tweebaans hobbelweggetje door de groene bossen van Bulgarije gaat de weg over in een enorm brede diepzwarte asfaltstrook door woestijnachtig gebied. Via heuvels rijden we, voor ons met met een bloedgang, bergaf Turkije binnen. We stoppen nog even op een zandpad om boodschappen te doen, eh ‘kleine boodschappen’. Het landschap is gortdroog, overal lopen irrigatiekanalen. Soms is het graan zelfs al van het land. Dat terwijl het in Polen net boven de grond stond. De uitzichten doen ons sterk aan Route 66 van 2008 denken. Het is af en toe net Amerika dat we voorbij zien trekken.

Camping Omur is zo gevonden, maar in plaats van na de stad ligt de camping al voor de stad Erdine. Het is er heerlijk 32 graden. De camping ligt tussen een provinciae weg waarop hard wordt gereden, een snelweg en er loopt een spoorlijn langs. Herrie dus. De eigenaresse is een Turkse, getrouwd met een Nederlander. Jarenlang werkte en woonde ze in Duitsland.
Vanaf de tweede zin geeft ze op Duitsers af. Die mag ze duidelijk niet. Nederlandse gasten; die zijn veel aardiger en socialer.

Ons gesprek over Turkije kunnen we hier niet meer verslaan. We eten ‘s avonds brood en erg gepeperde noedelsoep.

Dag 15 Erdine Turkije – Kavala Griekenland (±344 km)

Samen met de eigenaresse van de camping wachten we rond 08.00 uur op de bakker. Hij is te laat. Ze heeft ‘m al gebeld, maar hij zei dat hij een lekke band had en onderweg was. Een uur later komt hij inderdaad aan. Zij had al gezegd dat ze zou checken of z’n handen wel vuil waren, maar stonden niet stil bij de gevolgen daarvan. We horen haar enorm tegen de man tekeer gaan, en later vertelt ze dat z’n handen schoon waren en hij wel een bak vol kersen naast zich had staan. Hij had ergens onderweg kersen geplukt en is daarom te laat voor haar gasten. Ons brood is er in elk geval en we rijden meteen weg.

Via achterstraatjes in Erdine vinden we de grens, waar ik weer op m’n knieën moet voor de ambtenarij. Het loket zit hier zelfs nog lager. Na de formaliteiten, eerst loket één en daarna één opschuiven voor loket twee, kunnen we door. Iedereen was weer allerbeleefst en zelfs heel aardig. Prima. We mogen hier alleen geen foto maken. In tegenstelling tot de vorige Turkse grens stikt het hier van de zwaar bewapende militairen. We rijden door een soort corridor die aan weerszijden met hoge hekken is afgezet, even door een ontsmettingbak, Griekenland in. Aan de Griekse kant staat de politie ook al klaar.

We worden meteen naar een in burger geklede douanebeambte verwezen. Vriendelijk lachend komt de jongeman op ons af, neemt de paspoorten aan, en zegt nog steeds breed lachend dat hij m’n beroep moet weten…, omdat ik anders op wapens moet worden onderzocht. OK! Journalist dan maar. We mogen door. Hij heeft wel spijt dat hij z’n gala-uniform niet aan heeft, want dan “hadden we halverwege de corridor een foto kunnen maken bij de echte grens.” Jammer, nu gaat het niet lukken.

Een paar honderd meter verderop kopen we bij een lokale kruidenier salami, water en verse Griekse koekjes. De man aan de kassa spreekt steeds Nederlands tegen ons. “Spinazie met worst, salami met pindakaas, godverdomme.” Meer komt er niet uit. Na een paar minuten is het niet eens meer leuk. We vertrekken voor een prachtige tocht door ongerepte natuur van het Rodopi gebergte, langs de Grieks-Bulgaarse grens. Regelmatig rijden we door militaire zones en staan er borden dat fotograferen verboden is. Er blijven echter meer dan voldoende momenten over. De rit brengt ons door diverse beekjes en rivieren, over onverharde paden, langs een Baileybrug uit de 2e wereldoorlog en over de hoogste top op 915 meter. Over ruim 100 km treffen we slechts vier tegenliggers. Dan rijden we verder door interessant, maar niet echt verbazingwekkend landschap naar Camping Batis Beach in Kavala. We zoeken bij een kruising een verkeersbord en vinden dat in de berm: overhoop geschoten. In diverse dorpjes passeren we kleine blauwe/witte kerkjes. Heel kleine gebouwtjes allemaal.

De camping ligt prachtig, maar maakt wel een troosteloze indruk. Er is al lang niet opgeruimd. Overal ligt blad, enorm veel pluizen van Populieren en er is veel kapot. De douches zijn prima, daar blijft het ook bij. Aan de receptie zit niemand dus we gaan maar staan. ‘s Avonds eten we aan de haven van Kavala een Griekse Pizza. Heerlijk met enorm veel beleg en met prachtig uitzicht op de oude stad.



Dag 16 Kavala Griekenland – Neos Marmaras Griekenland (±262 km)

Vandaag een niet zo lange route naar de Egeïsche kust. We willen toch ook een beetje genieten van de Griekse zon, nou we er toch zijn. Natuurlijk mijden we snelwegen en grote wegen. Enkele keren volgen we de bruine aanwijzingen naar ruïnes of oudheden, maar vinden niets. Steeds zijn dat de borden waar geen afstand op staat. Wie weet hoe ver zo’n bezienswaardigheid dan ligt.

Wel leidt één van die borden ons over een oude vervallen route langs een beek. Grote delen van de weg zijn weg, oftewel verdwenen. De brokstukken liggen in de droge bedding. Om de spoelgaten heen lopen alweer nieuwe sporen. Zwaar wordt het niet, maar wel weer aardig om Griekenland van een andere kant te bekijken. De binnenkant. Bij N.Kerdillia is het dan wel raak. We stuiten op een enorm beeld van de leeuw van Amphipolis, stammend uit de vierde eeuw voor Christus. Er naast een grote verzameling genummerde stenen waaraan je mooi kunt zien hoe destijds gebouwd werd. Alle stenen grijpen in elkaar met nokken en openingen. Dan ligt het meteen zo dat ‘t niet meer van elkaar kan schuiven.

In een gehucht lopen we vast in de zeer smalle straatjes. We zijn van de route afgeraakt en vinden de uitgang niet meer. Dan de navi maar ingeschakeld. Die brengt ons er uit, maar de wielen raken af en toe aan weerskanten de stoepjes van de huizen. Het gaat allemaal maar net. Nog even lunchen aan het strand en dan maar weer door. Op het schiereiland waar we willen zijn staan her en der brandweerwagens op parkeerplaatsen in de bossen. Onder een boom liggen dan meestal twee bemaningsleden in de schaduw. Ze zijn kennelijk panisch voor bosbrand, want echt overal staan ook borden met waarschuwingen. Doordat we van het eerste deel van de rit al behoorlijk bepoeierd zijn met stof, merken we nauwelijks dat het hier nog een tikkie erger is. Droogte alom en het roodbruine stof hecht aan alles. Langzaam kleurt de auto bruin, de bagage en wij ook. Zelfs in de aanhanger is alles bepoederd.

We bekijken een paar strandcampings waar we toevallig langs rijden, maar die zijn het allemaal net niet, of nog niet open. Bij camping Stavros is het raak, als we er nog slechts drie op ons lijstje hebben. We mogen eerste even kijken en vinden een plekje naast de strandopgang. Yep, is nog vrij. We blijven! Prachtige plek, bijna aan het water. Aardige streng rechtvaardige leiding. Niet parkeren op lege plekken. Deden ze dat maar overal zo. Eerst foto’s msaken, maar de lens wil bijna niet meer draaien van het stof. Ik besteed een uurtje aan het schoonmaken van de camera, de computer en de I-phone. Palmboom voor de deur, wat wil je nog meer. We blijven drie nachten. Eten in het restaurant; gebakken courgette, tomaten/komkommersalade, friet, stoofvlees in tomatensaus, souflakie, ijs, cola, bronwater, bier.

Dag 17 Neos Marmaras Griekenland (±20 km)

Heerlijk geslapen. Wat een rust. Een echt Paradijs, zoals de baas hier gisteren al zei. Alleen natuurlijk de gebruikelijke hond. Vlak naast de tent zette hij het op een blaffen naar een hond aan de overkant van de baai. Gelukkig blijkt het beest ziekelijk bang, dus die komt echt niet meer in de buurt. En anders leer ik ‘m komende nacht een half uurtje onderwaterzwemmen of ik gooi de bijl in plaats van Ans d’r Crocs.

We zitten in de zon, genieten het uitzicht en halen wat kabab voor de Cramer Grill. Dat gasding is toch perfect voor zoiets. We eten veel te veel want het moet op. Ans dobbert zelfs nog wat in zee. Door het hoge zoutgehalte kun je er gemakkelijk in drijven. onweer-camping-stavros-griekenlandDan als het gaat schemeren begint een spectaculair vuurwerk boven zee. Een enorm onweer ontwikkelt zich en de bliksem slaat om de haverklap in. Prachtig gevormde vorken.

Ik zit klaar en weet er drie te vangen. Er vallen tien druppels regen en dan is het voorbij. Later ruiken we nog wel een sterke brandlucht, maar we zien niets van vuur of bosbrand. Broodje, biertje, slapen.

 

 

 

Dag 18 Neos Marmaras Griekenland (±36 km)

Vandaag ook op de camping. We zijn net wakker als er een paar blusvliegtuigen over zee scheren, maar volgens de campingbaas is dat voor oefening.
Ja, ja…. Alleen nog even naar de geldautomaat in het dorp. Vanavond eten in het prima campingrestaurant. Morgen weer op avontuur. Dan naar Macedonië.

We eten een zelf uitgezocht heel vers visje van onbekende komaf.

 

 

 

 

 

Dag 19 Neos Marmaras Griekenland – Ohrid Macedonië (±439 km)

Inpakken en wegwezen. De rust heeft weer lang genoeg geduurd. Vanmorgen omstreeks 06.00 uur wakker van het zonnetje. Die verdwijnt na 10.00 uur echter snel, er komt flinke bewolking opzetten en het wordt mega heiig en vochtig. Temperatuur vandaag ongeveer 24 graden. Eerst afscheid nemen van een stel dat met hun Fendt en Toyota half Europa al heeft doorkruist. Echter avonturiers die als eerste de nieuwe EU-lidstaten hebben bezocht. Lekker positief koppel, waarmee we ervaringen konden uitwisselen.

Onderweg zigzag door het oude Thessaloniki. Wat een stad. Enorm veel smog en smog en kleine straatjes vol smog. Wel leuk rondom de haven. Parkeren van onze combinatie is er echter niet bij. De rit vanaf Thessaloniki is saai. Kilometers lang is er geen andere route te vinden dan door een soort industrieterrein, dat langgerekt langs de provinciale weg ligt. Als ze dat nou eens oprollen, zoals bij ons, dan zag het land er al een stuk netter uit. Achter de rommel en chaos ligt ongerepte natuur binnen handbereik, net als de grote landbouwgebieden.

Pas in de buurt van de grens wordt het weer interessanter. Het landschap ook, maar het hoogtepunt is de plaatsing van een volledige kerk. Het raadsel van de kleine kerkjes is daarmee ook opgelost. Ze brengen die kerken, net als bij ons een stacaravan, in één keer op de vrachtwagen. Een kraan zet het gebouwtje op z’n plaats en weer heeft een buurtschap er een kerkje bij. We hebben niet goed gelet op de benzine voorraad. Vlak voor de grens floept het lampje aan en moet er ruim 65 liter in. Dure Griekse ook nog, want aan de andere kant is in geen velden of wegen een pomp te zien. Daar laten die Macedoniërs mooi een kans liggen. 

In het plaatsje Niki passeren we de grens. Dat gaat deze keer heel gemakkelijk. Anderen moeten nog hun kofferbak openen, maar bij ons mag alles dicht blijven. Geen probleemen mee. We rijden door naar het stadje Bitola, waar we gelijk het transportmiddel van verhuisbedrijf ‘Vlug en vaardig’ op de gevoelige plaat vastleggen. Een Zastava met aanhanger, naar model van de Fiat 600. Dat moet even in het voorbijrijden, want er komt een door politie begeleidde colonne hoogwaardigheidsbekleders aan waarvoor we snel door moeten en aan de kant. Wij maken daarvan ook meteen gebruik om bij een paar verkeerspleinen lekker door te kunnen rijden, vlak achter de colonne. We zijn de stad dan ook zo weer uit om via de Nationaal Parken Pelister en Galicica naar het meer van Ohrid te rijden. We komen over een paar leuke weggetjes, nog geplaveid met met de hand gehakte steentjes, een beetje zoals kinderkopjes bij ons op de dam. De auto trilt er weer bijna op uit elkaar. Misschien moet je dat soort wegen toch met een lagere snelheid rijden, maar dit is veel leuker; hard door, gas er op. Net of we over ijs rijden. Hoogste punt en hoogtepunt vandaag, de Bukovo pas van 1.190 meter. We zien sneeuw, maar komen er niet in de buurt.

Rond het meer van Ohrid hebben we adressen van diverse campings, maar die zijn allemaal hermetisch gesloten met hekken en dikke hangsloten. We kunnen er niet terecht. Omdat het nu al één van de langste dagen was, en we morgen tijd willen hebben om de burcht van Ohrid te bekijken, besluiten we om niet verder te zoeken naar een camping en maar een hotel te nemen. Niet veel later douchen we samen in een cabine met 12 stralen en drie douches, in een kamer met airco, bar, etc. Lekker hoor. Morgen naar Ohrid en Albanië. Bij een koud biertje werken we in de hotellobby ons blog bij.

Dag 20 Ohrid Macedonië – Barbullush Albanië (±291 km)

Het nachtje hotel is prima bevallen. Alleen een beetje warm binnen. Ondanks de snorrende airco missen we de koele nachten in de tent. Maar de serene rust, eens geen blaffende honden, was heerlijk. Het regent als we wakker worden, maar dat deert ons vandaag niet. Vlak voor we wegrijden is het weer droog en klaart de lucht al wat op. Het hotel bleek redelijk gevuld met (bussen vol) bejaarden en een aantal vroom (dominee en gevolg?) uitziende Nederlanders. We vallen ietwat uit de toon in onze stoffige outfits met korte broek aan een ontbijttafel vol fotoapparatuur en pruttelende computer. Nog snel even een backup maken van alle foto’s. Ruim 1.700 zijn het er al. 

Al om half negen rijden we weg. Zwaar Engels ontbijt achter de kiezen. Eerst maar eens naar het fort boven Ohrid. We rijden eerst in tegengestelde richting de berg op om te proberen er een redelijk plaatje van te schieten. In de stad heb je stad op de voorgrond, oftewel geen zicht op het ford. Het slecht weer maakt gebruik van de telelens lastig. Zelfs op statief blijft de boel wazig. In het dorp zelf geven we de zoektocht naar het goede spoor al snel op. Overal stuiten we op slagbomen en krappe parkeerplaatsen. Het is hier erg toeristisch, dat is duidelijk. Het blijft dus weer bij genieten van een afstandje. Als we gepensioneerd zijn gaan we nog wel eens langs.

De grens is daarna snel bereikt en we komen er weer zonder problemen overheen. In Macedonië zijn ze relaxed. Wel weer wat mannen voor de website geronseld. De Albanese douanebeambten noteerden ‘m allemaal. “Nee, geen foto’s.” Even voorbij Struga trekken we de grens over naar Albanië.

Na de grensovergang op hoogte loopt de weg alleen nog maar naar beneden. Het lijkt alsof je boven in de alpen rijdt, maar we zijn in no time weer op zeeniveau. Heel raar, dat de ‘bergen’ zo laag zijn, maar wel als echte bergen tonen. En wij rijden in het dal op maar drie meter hoogte (gps). Op weg naar binnen zien we hele rijen aaneengesloten geschutkoepels langs de weg in de bergen ingegraven staan. Een overblijfsel uit eerdere geschillen. Zou leuk zijn als de Albanezen deze ‘paddestoelen’ allemaal rood met witte stippen maken. Hebben ze er meteen een unieke trekpleister bij, want we komen die dingen overal tegen. Zelfs op smalle landweggetjes waar je geen verdedigingswerken verwacht. En soms liggen ze gewoon naast de weg, omdat ze uit de bergwand zijn geërodeerd. Direct na de grens staan op tientallen plaatsen mannen met waterslangen in de lucht te spuiten. Een apart gezicht en ze wenken ons steeds. Blijken autowassers te zijn, die vooral onze JEEP op het oog hebben. Waarom? Geen idee…..

We volgen de borden naar een ‘ancient bridge’ en komen op een weggetje waar een gewone personenauto op zou vastlopen, zo diep zijn de sporen. Uiteindelijk, passeren kan er niet, rijden we een brug op waar gaten in zijn gerot. De hele hangbrug is verroest en het lijkt een kwestie van tijd voor hij in de rivier valt. Ans wil uitstappen, maar ik weet haar te overtuigen te blijven zitten. We halen de overkant, natuurlijk, en terug, dat mag ook duidelijk zijn. De rest van de dag rijden we langs honderden eettentjes in alle vormen en maten, autowasserettes en vooral veel autosloperijen en afvalhopen. Albanië is de grootste vuildump van het Europa. Ook in Durres, waar we zigzag door de stad rondrijden, zijn zijstraten en hoofdwegen allemaal vervuild, vol grote gaten, ze liggen vol troep, overal autowrakken en wrakke vuilcontainers die nooit meer geleegd kunnen worden en is er vooral overal stof. Ook ontbreken op het stukje dat wij rijden zeker tien grote riooldeksels midden in de rijbaan. Als je daar in rijdt is je auto echt totall-loss. De putten zijn zo groot dat zelfs onze wielen er in passen. 

OK, arm zijn is geen probleem, maar dan hoef je er nog geen vuilnisbelt van te maken. Je schijt nou eenmaal niet in je eigen voortuin. Zonder de rommel is Albanië vast een mooi land. Helaas kom je het overal tegen. Overal wordt gedumpt, beken drijven vol afval (we zien zelfs iemand een kruiwagen vol afval omkiepen in een beek voor z’n eigen deur). En dan hebben we het nog niet over het verkeer. Op een stukje nieuwe vierbaansweg konden we meerdere spookrijders fotograferen. Ze negeren de borden die ze naar de juiste richting wijzen opzettelijk om linksaf nog wegen in te kunnen rijden. Dat we er zonder een aanrijding doorheen zijn gekomen mag een wonder lijken, maar dat is het niet. De vierbaansweg met in het midden vangrails is hier eigenlijk gewoon opgesplitst in twee tweebaanswegen met vangrails er tussenin. .

Albanië is wat ons betreft geen aanrader. We zoeken nog even naar de ruïnes van een burcht die we boven een stad uit zien torenen, maar lopen in het centrum van dat stadje weer vast in het verkeer. De uitlaatgassen, het stof en getoeter zijn ons al snel te veel. We overnachten op camping Albanië, er komt geen andere boven drijven via Google. Bij aankomst krijgen we een foldertje met de prijzen van een Nederlands sprekend meisje. Een eigenaar meldt zich niet, we zetten de tent op het hobbelveld achter de gebouwen. ‘s Avonds eten we op het sfeervol ogende terras van de camping. Braadworst met patat blijkt één taaie knakworst met patat. De prijs van 5 euro durven ze daar in Nederland niet eens voor te rekenen.  De Griekse salade kon er mee door, alleen de volgende keer dan maar met bruine olijven met pit of groene zonder maken. Overigens staat de camping behoorlijk vol en komen zelfs om half negen nog nieuwe gasten aan. De meiden van deze tent zijn van goede wil, maar het is het allemaal net niet.

Als grote Nederlandse bedrijven zoals Sigma en Heineken helpen goede wegen aan te leggen, dan is dat prachtig. Dat verdienen ze hier. Maar mogen die reclameborden dan wel iets kleiner? Op vele cruciale punten voor mooie foto’s staan ze. Mega groot!