Ijsland Dag 7 Egilsstadir – Asbyrgi (±345 km)

We zijn lekker vroeg wakker. Tijd om te gaan reizen, op naar Asbyrgi. Waar iedereen naar het zuiden vertrekt, gaan wij via de noord. Dus de vlakbij gelegen hoofdweg 1 op om die 24 km verder alweer te verlaten in de richting van Vopnafjordur; weg 917 langs de kust. We willen naar een noordkaap van IJsland,  waar door een golfstroom veel drifthout uit Scandinavië heen spoelt. We hebben er foto’s van gezien op internet. Binnen 20 minuten ligt alles op z’n plek en is de tent ingepakt. Eigenlijk hadden we de wc niet mee hoeven nemen, want de toiletten zijn hier in elk geval in orde. Maar ja, we hebben er plek voor, dus waarom niet.

Meteen als we de 1 verlaten zitten we op een typische onverharde kleiweg van IJsland. Een verkeersbord waarschuwt voor de overgang tussen asfalt en gravel, want dat gaat met een sprongetje. Een onderlaag van scherp lavasteen, afgedekt met een kleilaag. Het is droog stoffig en bij nat weer laat je er een beetje sporen in na. Maar rijden als een verharde weg, op de hobbels na. We volgende de gletsjerrivieren van Jokulsa a Bru en Lagarfljot naar de hoogste pas van IJsland, over de Hellisheidi bergrug. Je kunt hele stukken door het vlakke stroomgebied rijden over paadjes die bijna niet zijn te zien. Na 71 km bereiken we de pas. Er vlak voor genieten we nog even van de delta en eten een broodje. 

Dan omhoog naar de sneeuw. De weg is prima, omhoog lijkt het wel geasfalteerd. Het steilste deel is nauwelijks geschikt voor caravans, of er moet een sterke trekauto met 4×4 voor staan. Na de pas vinden we ons eerste watervalletje. We hebben er nog heel wat op het programma staan, want de kaart staat er vol mee. Dit is een kleintje om te beginnen, maar wel spektakel door de basaltformaties. In Vopnafjordur gaan we weg 85 op, verder noord. Schiereiland Langanes is het doel. Daar aangekomen gaat de weg over in een paadje langs de kust. Bijna over het strand. We passeren een VW camperbusje met het dak omhoog, maar gaan verder waar het onbegaanbaar lijkt. Dan duiken de eerste boomstammen op op de kust. De weg loopt door tot een vuurtoren op de punt, bij Fontur, en wordt gaandeweg steeds slechter. Hele stukken ontbreken of lijken weggeslagen door de zee. De omgeving ligt vol stalen bollen afkomstig van sleepnetten van visserschepen. Echt honderden zien we er.

Terug en foto’s maken bij de aangespoelde stammen. De camping hebben we niet gezien, maar we gaan door naar de camping in Raufarhofn. Dat blijkt een grasveldje in het centrum van het dorp. Er is een muurtje waar we de tent achter kunnen zetten, maar het geheel lijkt ons niets. Er is ook niets. We besluiten verder te rijden via de kustweg. Ter hoogte van Melrakkasletta rijden we via dijkjes en zeeweggetjes bijna door zee. Het is een vogelreservaat met veel water links en rechts van de weg. Prachtige vergezichten. Op de kruising van de 85 met de 864 worden we aangesproken door een Duitse vrouw die alleen op pad is. Ze weet een camping op nog geen paar kilometer, waar ze haar tent heeft staan. Verwarmd sanitair en prima voorzieningen. We besluiten daar ook te blijven. Later blijkt dat ze ons uitnodigde omdat zij en een ‘vreemde snuiter’ in een 4×4 met daktent, de enige gasten waren. Bijzondere man, bijna een zwerver, waarbij zij zich niet op haar gemak voelde.

De camping maakt deel uit van een natuurgebied genaamd Jokulsargljufur. Er is een bezoekerscentrum dat zelfs al open is, en vlakbij een restaurant/winkel. We gaan op de bijna lege camping staan. De avond brengen we door in het verwarmde sanitairgebouw. Dat mannetje zien we nog even in z’n blote toges over de camping schuiven. Biertje, borreltje en gezellig keuvelen met de buurvrouw.