IJsland Dag 8 Asbyrgi – Reykjahlid (±120 km)

Als we wakker worden is de tent wit. Het heeft gesneeuwd. Als we willen betalen bij het bezoekerscentrum, hoeft dat niet. De camping is officieel nog niet open, dus ook niet betalen. Das lekker goedkoop. We rijden eerst even het nationale park in, vlak langs een enorme basaltformatie die driehoek van vorm lijkt te zijn. Als je er voorbij rijdt, blijkt het een kilometers lange basaltwand te zijn. De rots zou een hoefafdruk van het achtbenige paard van de Vikinggod Odin. Ik maak een foto, maar daarop zie je niets van de grootte. We verlaten de toegangsweg en slaan linksaf. Dan weer de eerste weg links, een modderweggetje in, de F862, die alleen geschikt is voor Jeeps en 4×4.

Kijk hier naast eens wat dat ver doorloopt. En dit is maar een stukje van de ruim 80 kilomter lange route. We volgen de weg ongeveer 25 kilometer, tot hij uiteindelijk is afgesloten met borden. Vlak voor dat punt ligt nog wel een verlaten en nog gesloten camping. We rijden er op en kijken even rond. We onthouden ‘m tot we nog een keer in de
buurt zijn. De camping ligt op de rand van de IJslandse Grand Canion. Veel mooier dan tussen de heggetjes op de camping van afgelopen nacht. Een aanrader. 
Wij moeten terug en slaan rechtsaf om naar de 864 te gaan. Aan deze route liggen een paar van de bekendste watervallen van IJsland. We bekijken ze alle drie. De eerste indrukwekkend door de rode kleur. Die zien we vanuit de auto alleen een beetje liggen door de sneeuwjacht en de tweede. Wauw.

Dettifoss! Daar klauteren we een hele tijd over de basaltformaties om er dichterbij te komen. Wat een groot ding, wat een water, wat een geweld. We maken foto’s en lopen via een smal aangegeven pad over
de rand naar de derde, Selfoss. Dan terug naar de auto. Er zijn hier andere toeristen, met huurauto’s of touringcar. We volgende weg verder naar de hoofdweg. We rammelen bijna uit de Jeep door het enorme wasbordeffect in het weggetje. Pas als we boven de 50 komen gaat het over in trillen. De ribbels zijn zo groot als de wielen van de Jeep. Je zal er maar met een camper over moeten.

Bij weg 1 slaan we rechtsaf richting Myvatn. We gaan wat omhoog en rijden over een soort dijk door een zwart landschap, tot er een kleine sneeuwstorm losbast. In no time is alles wit en is de weg spekglad. Met de vierwielaandrijving ingeschakeld rijden we voorzichtig over de dijk. Dan zien we ineens een weer sneeuwvrij langschap in alle kleuren van de regenboog. Het is butweer, dus we rijden door naar het meer,
beneden aan de weg en kiezen daar de eerste de beste camping. Er staat zowaar een caravan van Nederlanders, een Hobby, en een tentje van een paar Fransen. Camping Hlid Ferdapjonusta is klein, maar volledig in bedrijf. Snel de tent opgezet en uitrusten. We besluiten om twee dagen te blijven. Douchen is hier heerlijk, maar stinkt enorm naar stikbommen. De zwavel in het natuurlijk opgewarmde water reageert met zuurstof als het uit de douchekop komt. Sinds m’n schooltijd (wie heeft tijdens de lessen scheikunde geen stinkbommen gemaakt van zwavel, ijzeroxide en zwavelzuur? Was dat ‘t?) niet meer geroken. Maar eenmaal droog is de meur weg. Thee zetten kan gewoon zonder bijsmaak, dus koken en zo ook.