Dag 22 Sveti Stefan Montenegro – Blagaj Bosnië-Herzegovina (±285 km)
’s Nachts zijn we een paar keer wakker van enorme onweerklappen en bliksemflitsen die vlak in de buurt inslaan. Het regend ook weer. Om 07.00 uur is het even droog en tijdens het koffiedrinken lijkt het beter te worden. Maar het begint weer, nu met een hevig onweer boven ons. Dus weer hebben we alles in de regen ingepakt. Dat scheelt wel een wasbeurt onder de koude buitendouche. We plannen een route door onherbergzaam gebied, maar eerst moeten we de kust verlaten, door net buiten het dorp via weg 2-3 van Sveti Sefan naar Cetinje tegen de klippen op te klimmen. We rijden eerst via een klein weggetje van de camping af. Strak tussen de gele bloemen van bloeiende brem door.
Gelijk komt natuurlijk de zon door en droogt alles in no time op. Jammer van het inpakken, maar prima voor de foto’s. We stoppen helemaal bovenaan de achtbaan die ons naar de top leidt en raken in gesprek met twee Oostenrijkse motorrijders die de Jeep staan te bewonderen. Ondertussen barst de regen weer los. De mannen rijden ook een rondje Europa en zijn vooral gefascineerd door het feit dat Ans mijn hobby deelt. Dat zou hen ook goed van pas komen met hun vrouwen. Zij en wij nemen alle tijd om informatie over de wegen uit te wisselen. Dan gaan we weer door. Nog even zwaaien.
Na Cetinje volgen we een niet genummerde weg die als oranje op de wegenkaart staat. Dat oranje betekent belangrijke verbindingsweg. Nou klopt dat voor onze route precies, want in het gebied Lovcen National Park zijn verder geen wegen die onze kant op gaan. Eerst gaan we nog over een hoge pas. We komen daar in dikke mist terecht. Dan zijn de kleine weggetjes aan de beurt. Stel je voor. Een weggetje van autobreedte, ongeveer 2,2 meter dat zich ongeveer 130 kilometer lang tussen bosjes en rotsen door slingert, elke 40 meter een bocht, elke vierde bocht onoverzichtelijk of haarspeld, steeds op en neer en rammelend over de kuilen en gaten. Veel gevallen gesteente ontwijken, soms langs een instorting, door tunneltjes vol gevallen stenen en een enkele keer langs een huis. We doen er ruim vijf uur nonstop over. Vanaf Grahovo volgen we het bord Trebinje, een belangrijke plaats, over de grens, in Bosnië. Op de kaart staat een grenspost, maar daar blijken alleen lokalen overheen te mogen. De grensbewaker, er is er ééntje, maakt ons duidelijk dat we er niet over mogen. Als we twijfelen, haalt hij een gekreukt papiertje te voorschijn en vraagt hoopvol “English?”. We beamen en hij begint in een onverstaanbaar accent een paar zinnen voor te lezen. We snappen er niets van en na wat aanwijzen weet ik het papiertje in handen te krijgen. Er staat in vier talen een aanwijzing op om om te rijden naar de andere grenspost. We zoeken de plaatsen op de kaart, keren en rijden zo’n 10 kilometer terug. Onderweg pikken we een paar mensen in een huurauto op. Ook dat blijken Nieuwzeelanders te zijn. Ze geloven ons, keren en rijden achter ons aan naar de andere grenspost. Dat doen we off-road, want we komen al snel op een weg in aanleg terecht. En omdat hier niets anders is, dan maar gewoon tussen het bouwverkeer door, over grind, zand en prut, aanwijzingen volgen die met rode verf op rotsblokken zijn aangebracht. Dan zijn we bij de grens. Het lijkt wel de EU, zo snel zijn we er over. Alleen even de paspoorten scannen, verder geen vragen, formaliteiten of onderzoek.
Hè, hè…. We zijn weer een grens over. We zitten behoorlijk stuk door de vele, vele, vele, bochten van vandaag en moeten nog eens een heel eind door naar Mostar. De prachtige landschappen zijn het allemaal meer dan waard. Vlak over de grens valt onze mond alweer open. Hier moet de openingsscene van Jurrassic Park zijn opgenomen!
Dat controleren we thuis wel even. Stel je voor. Ze naderen het eiland en zien de prachtig begroeide kliffen van het eiland vanuit een helikopter. En nu zien wij dat hier. We worden er even stil van. Wel een fotootje gemaakt, maar helaas, op zo’n beeld kun je dit dal niet vastleggen zoals het er werkelijk uit ziet. Grootste bezwaar; alle diepte is er uit. Ineens is het de vijf uur slingeren weer waard, al hadden we ook de eenvoudige weg kunnen nemen. Wij hebben nu ook al die andere granietbergen gezien. We passeren een paar kilometer verder nog een rij van zeven steeds kleiner wordende bergen. Bijzonder!
We dalen daarna verder af. Bij een stuwmeer stoppen we eerst maar eens om wat uit te rusten, de benen te strekken en wat te eten. Dan de eerste bocht weer om en weer omhoog / omlaag / omhoog, zoals het de hele dag al gaat. Net denk je beneden te zijn, in het dal, als blijkt dat het onderin zo smal dat je gelijk ook weer omhoog moet. Ondertussen wordt het steeds donkerder en pakken onweerswolken samen. Fotograferen heeft geen zin meer, het is donker.
In Trebinje zien we een politieauto staan en vragen de twee agenten welke weg we het beste kunnen nemen. De verkeersborden zijn hier alleen in het Bosnisch gesteld, die kunnen we niet lezen. In het wegenboek van de ANWB staan twee routes. Een bruine, voor een belangrijke verbindingsweg en een rode voor hoofdroute. Wij zitten op de rode en worden door de politie teruggestuurd naar de bruine. De agenten zijn weer net zo aardig, beleeft en behulpzaam als in alle voorgaande landen. Een van hen spreekt redelijk Duits, niet de taal waarin ik hier zelf zou beginnen. Volgens de agenten is hun route een veel betere, bredere en minder slingerende weg. Ook sneller dus. Nog slechts 120 km naar de camping. We hebben tot nu toe zeven uur gedaan over de eerste 160 kilometer. De rode, ‘de hoofdroute’ die we wilden nemen is volgens de agenten net zo’n weg als die we aldoor hebben bereden. Smal, gaten, slingeren en traag. Merkwaardig die kleuren op de kaart, als daar volgens de lokalen dus niets van klopt.
We gassen dus de bruine weg op. In werkelijkheid een prachtig rustig slingerende weg – 80 gaat net met de JEEP – door een licht glooiend landschap langs de Trebisnjica-rivier. Ondanks dat we er lekker kunnen opschieten zien we een prachtig landschap ontrollen. Stel je voor, een landschap uit heuvels, die op hun beurt weer bestaan uit kleine bergjes graniet en stenen, met daar tussen veel kreupelhout. Absoluut ondoordringbaar gebied, behalve waar met zand weggetjes op dijken over die steenhopen zijn aangelegd. Gelukkig gaan de verkeersborden even verderop weer over in normale letters en herkennen we Mostar er weer op. Net als we onder een afdak staan te tanken barst het verwachtte enorme noodweer los. Om het tankstation heen slaat overal de bliksem in. Bij de eerste bocht glijden we bijna van de weg, zo glad en zoveel water. De achterwielen krijgen nauwelijks grip en met wat tegensturen houd ik de boel op de weg.
Mostar is in de regen toch snel gevonden en daar volgen we campingborden naar Blagaj. We ‘leggen aan’, in de stromende regen, bij de minicamping – zes plaatsen – Rivercamp Aganovacin Blagaj. Even later staat de toch al natte tent weer, nu met veel water binnen door de aanhoudende enorme regenval. Alles is weer zeiknat – wij ook – en nu ook zwart en modderig. De Jeep vol water, de aanhanger ook. De Engels sprekende campingbaas doet z’n best om ons een beetje bij te staan, maar te vergeefs. Hij loopt ons strakke schema van kamp maken in de weg en als ik de derde keer over ‘m struikel krijgt hij de volle laag. We zetten even later koffie, even kalmeren, hier kun je een reclamefilmpje voor koffie over maken. Dan eten we knakworst uit blik, met brood, en gaan even later al slapen. Als we in bed liggen besluiten we om morgen te blijven om Mostar te bezoeken. De brug is er één van mijn lijstje bezienswaardigheden onderweg.